e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hiel vers: vaas (Riksingen), vās (Riksingen) hiel (van den voet) [ZND 01u (1924)] || hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): kontrəfōr (Riksingen) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hei ôd noe ze vauier (Riksingen) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen hijgen: zə hijgə (Riksingen) zij hijgen (naar adem) [ZND 01u (1924)] III-1-2
hinkelblokje hinkschelver: hienksjelver (Riksingen) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinken: hënke (Riksingen) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken spanken: spanken (Riksingen) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hoed (alg.) hoed: huət (Riksingen), hūd (Riksingen) hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] || Hoed. Is die hoed voor u, Jef? [ZND 09 (1925)] III-1-3
hoed: spotnamen hondsstal: hoͅnstal (Riksingen) hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hyǝn (Riksingen), hȳǝ (Riksingen) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11