33456 |
horizontale sluitbalk van een poort |
grindel:
gręŋǝl (Q158p Riksingen)
|
Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.]
I-6
|
18233 |
horloge |
horloge:
een goēn herloge (Q158p Riksingen)
|
een gouden horloge [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
34216 |
houder van slachtvee |
vetbeestenkoopman:
vetbesǝkōpman (Q158p Riksingen)
|
[N 3A, 77d]
I-11
|
34375 |
houten raamwerk |
konnef:
koǝnǝf (Q158p Riksingen)
|
Toestel van stokken vervaardigd dat men sommige dieren b.v. varkens om de hals doet om ze te beletten door hagen te breken. [L 36, 29; monogr.]
I-12
|
18355 |
houten sandaal |
klompschoen:
klompšyn (Q158p Riksingen),
sandaal:
səndoͅulə (Q158p Riksingen)
|
sandaal-achtig voetbekleedsel bestaande uit een houten zool en enkele riempjes over de voet [triep, klepper] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25518 |
houtskool verwijderen |
keren:
kārǝ (Q158p Riksingen)
|
Het eventueel bij het werkwoord opgegeven zelfstandig naamwoord "houtskool" of heteroniemen hiervoor worden niet gedocumenteerd. Zie voor de fonetische documentatie van deze woorden het lemma ''houtskool''. [N 29, 11b; OB 2, 2b; monogr.]
II-1
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
spløntǝr (Q158p Riksingen)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
24329 |
houtworm |
molm:
moͅlm (Q158p Riksingen)
|
wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18962 |
huichelaar |
filou (fr.):
das eene echte filoe (Q158p Riksingen)
|
huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
17565 |
huid |
huid:
houd (Q158p Riksingen),
hǫu̯t (Q158p Riksingen)
|
[L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)]
I-11, III-1-1
|