e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117b plaats=Rimburg

Overzicht

Gevonden: 1563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rente cijnzen: vgl. Du. Zins (meestel mv.).  tzinze (Rimburg) rente [SGV (1914)] III-3-1
rentenier rentner (du.): rentner (Rimburg) rentenier [SGV (1914)] III-3-1
rentmeester rentmeester: rintmèster (Rimburg) rentmeester [SGV (1914)] III-3-1
rest in het glas slokje: sjlukske (Rimburg) restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)] III-2-3
restant vissen fuik: foek (Rimburg), net: adj.  net (Rimburg), zn.w.  netz (Rimburg), snoek: sjnook (Rimburg), snoek (mv.): sjneuk (Rimburg) fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] III-4-2
restant vogels kuifjeseend: kuifeend (43 zwart-wit duikeendje met hangkuifje; broedt hier nu ook  kuufkesent (Rimburg), kuufkesènt (Rimburg), pijlstaart: pijlstaart (56 bruine kop; witte nek; puntstaart; meest op trek  pielstats (Rimburg), pielstatz (Rimburg), vliegen: vleege (Rimburg) kuifeend [N 09 (1961)] || pijlstaart [N 09 (1961)] || vliegen [SGV (1914)] III-4-1
restant zoogdieren das: das (Rimburg), des (Rimburg), wild: wild (Rimburg) das [SGV (1914)] || wild [SGV (1914)] III-4-2
rib rib: ing rub (Rimburg), rub (Rimburg) rib [SGV (1914)] || rib, ribben [N 10 (1961)] III-1-1
riek, mestriek gaffel: gafǝl (Rimburg) Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.] I-1
riet riet: rit (Rimburg) riet [SGV (1914)] III-4-3