e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117b plaats=Rimburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderhorzel, horzel oreis: oreis (Rimburg) horzel [SGV (1914)] III-4-2
rups rups: roepsj (Rimburg, ... ) rups [SGV (1914)] III-4-2
rusten resten: reste (Rimburg) rusten [SGV (1914)] III-1-2
ruw gereten: og geziete hing? moeilijk leesbaar  geriete hing (Rimburg) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
ruw, hard ruw: rauw (Rimburg) ruw [SGV (1914)] III-3-1
ruw, ruig ruw: rauw (Rimburg, ... ), ruwharig: rauhuerig (Rimburg) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
sabbelen zauwelen: sauwele (Rimburg) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacristie sacristie: sacristij (Rimburg) gerfkamer [SGV (1914)] III-3-3
scapulier scapulier: ee schabbeleer (Rimburg) Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] III-3-3
schaaf hobel: hobǝl (Rimburg), schaaf: šāf (Rimburg) Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.] II-12