33023 |
oogst -opbrengst |
oogst:
[oogst] (Q117b Rimburg)
|
Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12]
I-4
|
33022 |
oogst -werkzaamheden |
oogst:
ōs (Q117b Rimburg)
|
Het geheel van de werkzaamheden; het zelfstandig naamwoord. Zie ook Fsa, I, kaart 9. In vergelijking met N 15, 7 ("alle oogstwerkzaamheden te zamen") levert N 15, 8 ("graanoogst") in het geheel geen nieuw materiaal op; overal worden samenstellingen met graan (zie het lemma ''graan, koren'' 1.2.1) en van de opgave van N 15, 7 opgegeven. In het materiaal S 27 staan beide woorden oogst, eerst in de betekenis "het geheel van de werkzaamheden" en daarna in die van "opbrengst", onder elkaar en dat heeft waarschijnlijk suggestief gewerkt, vandaar de talrijke gelijkluidende antwoorden in het lemma ''oogst -opbrengst'' (4.1.3). Voor de behandeling van de varianten van het type oogst, vergelijk de toelichting bij het lemma ''oogsten'' (4.1.1). [N 15, 7 en 8; S 27; Wi 52; NE 3.V, 6g; monogr.; add. uit L 40, 8]
I-4
|
24220 |
ooievaar |
hoofd:
[?? - moeilijk leesbaar]
hjoofd (Q117b Rimburg),
stork:
storch (Q117b Rimburg)
|
ooievaar [SGV (1914)] || ooievaar (102 bij iedereen bekend; nu verdwenen uit Brabant, behalve uit het noord-westen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20356 |
oom |
nonk:
nonk (Q117b Rimburg),
nunc (Q117b Rimburg)
|
oom [SGV (1914)] || oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17873 |
oorveeg |
oorveeg:
oirvieë (Q117b Rimburg, ...
Q117b Rimburg)
|
muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)]
III-1-2
|
23198 |
op bedevaart gaan |
een bidweg doen:
inne bidwêg doewe (Q117b Rimburg)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
op de loop gaan:
op der luep goa (Q117b Rimburg)
|
op de loop gaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
17966 |
op de schouder zitten |
pokkelen:
pap wilt iehr mich ins poekele (Q117b Rimburg)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17949 |
op de tenen lopen |
op de tenen lopen:
op pen tiene loope (Q117b Rimburg)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten gaan:
op sjtelte goa (Q117b Rimburg)
|
stelten (op - loopen) [SGV (1914)]
III-3-2
|