21367 |
schot |
schot:
sjuet (Q117b Rimburg)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
de schouwer ophoale (Q117b Rimburg),
sjouwer (Q117b Rimburg)
|
schouder [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29984 |
schraag |
schraag:
šrāx (Q117b Rimburg)
|
Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.]
II-12
|
18133 |
schram |
krats:
krats (Q117b Rimburg),
krets:
krets (Q117b Rimburg)
|
schram [SGV (1914)] || schrammen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
18136 |
schrammen |
kratsen:
kratse (Q117b Rimburg)
|
schrammen (ww) [SGV (1914)]
III-1-2
|
17947 |
schrede |
schritt (du.):
sjritt (Q117b Rimburg)
|
schrede [SGV (1914)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
schreien:
sjrèje (Q117b Rimburg)
|
schreeuwen [SGV (1914)]
III-3-1
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
sjrekkeljoar (Q117b Rimburg)
|
schrikkeljaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
19411 |
schroeien |
snerken:
šnerkə (Q117b Rimburg)
|
schroeien [SGV (1914)]
III-2-1
|
20489 |
schrokken |
schransen:
sjranse (Q117b Rimburg),
vreten:
vrēēte (Q117b Rimburg)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|