25059 |
door elkaar, verward |
dooreen:
dōōrein (L329p Roermond),
ondereen:
ōngərein (L329p Roermond),
ongeregeld:
ongeregeld (L329p Roermond),
ōngəreegəlt (L329p Roermond)
|
niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17954 |
door water het lopen met schoeisel aan |
baggeren:
baggere (L329p Roermond),
dabbelen:
(F)
dabbele (L329p Roermond),
dabben:
dabbe (L329p Roermond),
dabberen:
dabbere (L329p Roermond)
|
lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18327 |
doordeweekse (werk)schort |
blauwe scholk:
blauwe sjolk (L329p Roermond),
cotonnade (fr.) scholk:
Vgl. p. 126, kattenaat: sjone sjwaore kattenaat veur sjolke.
kattenate sjolk (L329p Roermond),
werkscholk:
wirkscholk (L329p Roermond),
wirksjolk (L329p Roermond)
|
katoenen schort || schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18671 |
doordeweekse kleren |
`s werkdaagse kleren:
swerdigse kleijer (L329p Roermond),
`s werkendaagse kleren:
swirkendaagse kleijer (L329p Roermond),
doordeweekse kleren:
doordewaekse kleijer (L329p Roermond),
doordewéékse kleijer (L329p Roermond),
Het gebruik van daags als bn., b.v. daagse kleijer, is van jonge datum onder invloed van het AN; Ro[ermonds] is door-de-weekse-kleijer. Sub daags.
door-de-weekse-kleijer (L329p Roermond),
weekse pongelen:
WNT: pongel, 3. vod, lomp, en vervolgens iets dat geen waarde heeft.
weekse pongele (L329p Roermond),
werkkleren:
wirkkleijer (L329p Roermond)
|
#NAME? || De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23468 |
doordeweekse mis |
doordeweekse mis:
door de waekse mis (L329p Roermond)
|
Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18175 |
doordeweekse muts |
wit mutsje:
wit mötske (L329p Roermond)
|
muts, witte ~ zonder poffer voor door de week, voor oudere en minder gegoede vrouwen ook voor s zondags {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24986 |
doordrenken, nat maken |
nat maken:
naat make (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
naāt maākə (L329p Roermond)
|
met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31442 |
doorloopschaar |
doorloopscheer:
dōrlǫwpšēr (L329p Roermond)
|
Handschaar voor het knippen van metaalplaat. Bij het gebruik van de doorloopschaar hoeft men de plaat tijdens het knippen niet meer te buigen, maar kan deze via een geleidingssleuf van de schaar een uitweg vinden. Zie ook afb. 139. [N 64, 3a; N 66, 4a]
II-11
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
daore (L329p Roermond),
doorn (mv.):
dör (L329p Roermond),
døͅr (L329p Roermond),
doorns:
dores (L329p Roermond),
netel:
netel (L329p Roermond)
|
doorn || doornen [DC 23 (1953)], [RND]
III-4-3
|
23738 |
doornenkroon |
doornenkroon:
doornekroon (L329p Roermond)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|