e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaiers draaiers: drē̜i̯ǝrs (Roermond) De kleine heupen achter de grote heupen, meestal in de vorm van uitstekende botten of knobbels. [N 3A, 110b] I-11
draaikolk draaikolk: dreij kolk (Roermond), dreijkolk (Roermond), drèj kolk (Roermond), drèjkòlk (Roermond), kolk: kolk (Roermond, ... ), kòlk (Roermond) kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)] III-4-4
draaiorgel orgeltje: øͅrgəlkə (Roermond), tetteletet: wordt op de buik gedragen  tētələtēt (Roermond) Een draaiorgel dat op de rug gedragen wordt [lier]. [N 90 (1982)] III-3-2
dracht dracht: drax (Roermond) Periode of vlucht waarin de bijen honing en stuifmeel verzamelen. De periode bestrijkt voorjaar, zomer en najaar. Met dracht kan men ook duiden op het resultaat van de vlucht, nl. de honing. [N 63, 48; Ge 37, 84] II-6
dracht, drachtig zijn ww. is drachtig: drachtig (Roermond) Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)] III-4-2
drachtige merrie veulmeer: vø̄lmē̜r (Roermond) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten ringen/randen: rank (sg) (Roermond), vamen: vaim (Roermond) [N Q (1966)] I-7
dragen dragen: drage (Roermond), drá:gə (Roermond) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
dragen, gezegd van ijs dragen: drage (Roermond), t, ies dreug (Roermond), ət īēs dreug (Roermond), ⁄t ies dreug (Roermond), houden: háájə (Roermond), ⁄t ies hilt (Roermond) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drager van de doodskist drager: draeger (Roermond) een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)] III-2-2