e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
durven durven: du:rve (Roermond), durve (Roermond) durven III-1-4
dutje dutje: dutje (Roermond, ... ), hazenslaap: hazesjlaop (Roermond), toertje: tuurke (Roermond) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
duur duur: duur (Roermond, ... ), prijzig: priezig (Roermond, ... ) duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] || veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)] III-3-1
duwen duwen: düüjə (Roermond) duwen [RND] III-1-2
dwangbuis dwangbuis: dwangbuis (Roermond), dwangbuus (Roermond) een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)] III-3-1
dwarsbalk biels: biels (Roermond, ... ), bielze (Roermond) de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)] III-3-1
dwarsbalk van de hooihark warshout: wē̜rshǫu̯t (Roermond) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbeuk dwarsbeuk: dwarsbeuk (Roermond), dwarsschip: dwaerssjeep (Roermond) Het dwarsschip, de dwarsbeuk van een kruiskerk [transept?]. [N 96A (1989)] III-3-3
dwarsdrijver dwars-nak: twaersnak (Roermond), dwarse, een -: dwaerse (Roermond), dwarsligger: dwarslikger (Roermond), strevelaar: ps. boven de éé (van sjtréé...) staan nog lengtetekens; deze combinatieletters kan ik niet maken/omspellen!  sjtréévəléér (Roermond), tegenstrevelaar: ps. boven de éé (van sjtréé...) staan nog lengtetekens; deze combinatieletters kan ik niet maken/omspellen!  téégə sjtréévəléér (Roermond), warse, een -: wéérsə (Roermond) dwarsdrijver || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)] || zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
dwaze streek stomme streek: sjtom sjtreek (Roermond), streek: sjtreek (Roermond) een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)] III-1-4