e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geerhamer geerhamel: gērhāmǝl (Roermond), geerhamer: gērhāmǝr (Roermond) De hamer waarmee de metalen banden aan één kant uitgesmeed worden. Zie ook het lemma ɛde banden uitsmedenɛ.' [N E, 43b] II-12
geestelijke heer: heer (Roermond) Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)] III-3-3
geestig geestig: geistig (Roermond, ... ) met fijnzinnige humor [koel, gevat, geestig] [N 85 (1981)] III-1-4
geeuwen gapen: gaape (Roermond), gape (Roermond), Ook i.b.v. dom staren of toekijken.  gaape (Roermond), geeuwen: geewe (Roermond) gapen [N 10 (1961)] III-1-2
geeuwhonger geeuwhonger: g‧ēhoŋər (Roermond) geeuwhonger III-2-3
gegraven waterloop geleis: gǝlęi̯s (Roermond), graaf: grāf (Roermond), gracht: grax (Roermond), graxt (Roermond), wijer: wīr (Roermond) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehakt gehakt: gehak (Roermond), kalfsgehak (Roermond), Syst. WBD  gehakt (Roermond), varkensgehakt: verkesgehak (Roermond) Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)] || gehakt || kalfsgehakt || varkensgehakt III-2-3
geheimen van de rozenkrans geheimen: geheime van de rozekrans (Roermond) De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)] III-3-3
geheimzinnig stiekem: sjtiekem (Roermond), sjtiekum (Roermond) een verborgen betekenis hebbend, in het geheim geschiedend [bekeinsd, geheimzin-nig] [N 85 (1981)] III-1-4
gehemelte gehemelte: gehemelte (Roermond), raak: raak (Roermond, ... ), verhemelte: verheemelte (Roermond), verhemelte (Roermond, ... ) gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)] || Hoe noemt men de bovenkant van de mondholte? ( Nederl. gehemelte, verhemelte). [DC 30 (1958)] III-1-1