e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gele ganzebloem paardsbloem: paírsbloom (Roermond) Gele ganzebloem (chrysanthenum segetum 20 tot 60 cm groot. De stengel is kaal en blauwgroen gekleurd. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, ze zijn kaal en blauwgroen, de bovenste zijn vrijwel ongedeeld, getand en iets stengel omvattend, d [N 92 (1982)] III-4-3
gele kwikstaart koemusje: koemöske (Roermond), kwikstaartje: kwiksjtertje (Roermond) gele kwikstaart || kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] III-4-1
gele lupine filipinen: fle`pine (Roermond), lupinen: ly`pinǝ (Roermond) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gelezen mis stille mis: sjtil mis (Roermond) Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gelijken (op) lijken: lieke (Roermond, ... ), līēke (Roermond), līēkə (Roermond, ... ) aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] III-4-4
gelijkspelen gelijkspelen: gəlīk sjpēlə (Roermond), gelijkstaan: geliek sjtaon (Roermond), zijn zaadje hebben: zōͅdjə høͅbə (Roermond) Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2
gelofte gelofte: gelofte (Roermond) Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloftegeschenk gelofte: gelofte (Roermond) Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)] III-3-3
geloof geloof: gelauf (Roermond) Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloven geloven: gleuve (Roermond), gluive (Roermond) Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] III-3-3