25188 |
geluid van naderend onweer |
gerommel:
gerommel (L329p Roermond),
rommelen:
rommele (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
rōmmele (L329p Roermond),
rōmmələ (L329p Roermond),
de -o- in ròmmele is moeilijk weer te geven.
ròmmele (L329p Roermond),
oo?: korter als boom, langer als hond (ó?).
roommələ (L329p Roermond)
|
een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17710 |
geluidloos een wind laten |
huffelen:
huffele (L329p Roermond)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1961)]
III-1-1
|
19099 |
geluk |
geluk:
gelök (L329p Roermond)
|
geluk
III-1-4
|
19273 |
gelukken |
lukken:
lōkke (L329p Roermond),
lökkə (L329p Roermond),
lùkke (L329p Roermond)
|
een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
boffer:
boffer (L329p Roermond),
bofkont:
bofkôonjt (L329p Roermond),
geluksvogel:
gelöksvogel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
gelukzak:
gelökzak (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
geluksvogel || gelukzak || iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
gemaak (L329p Roermond)
|
gemak
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemekkelik (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
gemèkkelek (L329p Roermond),
gəmèkkəlik (L329p Roermond),
gəmèkkələk (L329p Roermond),
op zijn gemak:
op sien gemaak (L329p Roermond),
òp zîen gəmáák (L329p Roermond)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
24850 |
gemalen schors |
looi:
looi (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
looj (L329p Roermond)
|
Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22441 |
gemaskerd persoon |
hoeraregek:
Vero. z. raregek*.
ōē:raregek (L329p Roermond),
raregek:
raarigek (L329p Roermond),
Z. ook oeraregek*.
rarəgek (L329p Roermond),
vastelavondsgek:
vastelaovendsgek (L329p Roermond),
vastelaovesgek (L329p Roermond),
Ss. sub vastenavond.
vastelaovesgek (L329p Roermond)
|
[Vastenavondsgek]. || Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)] || oe:raregek*: vermomde met vastenavond. || Raregek*: verkleed persoon met vastenavond.
III-3-2
|
22921 |
gemaskerd persoon add. |
iemand de mars maken:
Sub II. marsj.
emes de marsj make (L329p Roermond)
|
Met vastenavond gemaskerd iemand (speels) de waarheid zeggen, er tussen nemen.
III-3-2
|