19264 |
gewillig |
gaarne:
gair (L329p Roermond),
gewillig:
gewillig (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spøri (L329p Roermond),
špø̜rx (L329p Roermond)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
19135 |
gewoonte |
gewoonte:
geweu:nte (L329p Roermond)
|
gewoonte
III-1-4
|
17564 |
gewricht |
gewerf:
gewerf (L329p Roermond),
gewricht:
gevrich (L329p Roermond),
gewrichter (L329p Roermond),
scharnier:
sjarnere (L329p Roermond),
wervel:
wervel (L329p Roermond)
|
gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20221 |
gezelschap |
compagnie (fr.):
kompagnie (L329p Roermond),
kompenie (L329p Roermond)
|
de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gezich (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
gəzich (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
gəzix (L329p Roermond)
|
gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
facie (<lat.):
fasie (L329p Roermond),
gevel:
gevel (L329p Roermond),
happes:
[sic]
happes (L329p Roermond),
muil:
mōēl (L329p Roermond),
porem:
porum (L329p Roermond),
smoel:
sjmoel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
snuits:
sjnōēts (L329p Roermond)
|
gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20327 |
gezin |
huishouden:
hoeshaaje (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
hoeshāājə (L329p Roermond)
|
man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17970 |
gezond |
gezond zijn:
gezondj (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28670 |
gezuiverde was |
zuivere was:
zȳvǝrǝ was (L329p Roermond)
|
De was, ontdaan van afval en onzuiverheden. Er zijn verschillende manieren tot zuivering van de was. De eenvoudigste is om de ruwe raat met schraapsel en ander afval in een zak van kaasdoek te knopen en met een steen bezwaard in een grote pan op het vuur te zetten. De was komt door het doek heen boven drijven (De Roever, pag. 283). Door vaker de was op te smelten in schoon water krijgt men een helder en zuiver produkt. Om kleine hoeveelheden raat te smelten kan men ook gebruik maken van een zonnewassmelter of een waskanon. Grote hoeveelheden was worden verwerkt in fabrieken die beschikken over grote waspersen, stoomwassmelters of wasreinigers. Zij bereiken het grootste rendement. [N 63, 121c; Ge 37, 147; monogr.]
II-6
|