e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gleiswerk aardewerk: ē̜rdǝwęrk (Roermond), kleiwerk: klęjwęrk (Roermond) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
gleufstaak gleufstaak: glø̜fštāk (Roermond) IJzeren staak waarbij in de vlakke bovenzijde een groef of geul ingevijld is. De pinvormig uitlopende onderzijde van het werktuig wordt in het gat van het aambeeld geplaatst. De gleufstaak wordt als ondergrond gebruikt wanneer men in een metalen plaat een geul wil slaan. Zie ook afb. 22. [N 33, 212; N 64, 35b; N 66, 16b] II-11
glijbaan roetsjbaan: roetsjbaan (Roermond, ... ), rutsjbān (Roermond), /  roetjsbaan (Roermond), roetsjbaan (Roermond) glijbaan [SND (2006)] || Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijbaan op het ijs slidderbaan: ps. (*): Roermonds woord! (vrouwelijk: -bane, -bae:nke).  sjlidderbaa:n (Roermond) glijbaan, in de sneeuw of op ijs III-4-4
glijden litsen: litse (Roermond, ... ), 74, 126  dich liĕts (Roermond), litse (Roermond), slidderen: sjliddere (Roermond) Glijden. || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] || Jij glijdt. III-1-2, III-3-2
glimlachen glimlachen: glimlagə (Roermond) onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)] III-1-4
glimworm bliewit: bliewit (Roermond), glimworm: glimwōrm (Roermond), glimwôrm (Roermond, ... ), glimwormpje: glimwŭrmke (Roermond), WBD/WLD  glimwörmkə (Roermond, ... ), lichtwormpje: jk: gelezen als leegWurpkes  leegmurpkes (Roermond) glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)] III-4-2
gloria gloria (lat.): gloria (Roermond) De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gluiperd gluiperd: gluperd (Roermond), gluuper(d) (Roermond), gluuperd (Roermond), loeroor: lōēroo:r (Roermond), luipendige, een -: einə loepətigə (Roermond) een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || geniepige kerel || gluiperd III-1-4
gluiperig gluiperig: gluperig (Roermond), gluuperig (Roermond, ... ), luipetig: loepətig (Roermond) gluiperig || gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] || huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)] III-1-4