29571 |
gleiswerk |
aardewerk:
ē̜rdǝwęrk (L329p Roermond),
kleiwerk:
klęjwęrk (L329p Roermond)
|
Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.]
II-8
|
31262 |
gleufstaak |
gleufstaak:
glø̜fštāk (L329p Roermond)
|
IJzeren staak waarbij in de vlakke bovenzijde een groef of geul ingevijld is. De pinvormig uitlopende onderzijde van het werktuig wordt in het gat van het aambeeld geplaatst. De gleufstaak wordt als ondergrond gebruikt wanneer men in een metalen plaat een geul wil slaan. Zie ook afb. 22. [N 33, 212; N 64, 35b; N 66, 16b]
II-11
|
22376 |
glijbaan |
roetsjbaan:
roetsjbaan (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
rutsjbān (L329p Roermond),
/
roetjsbaan (L329p Roermond),
roetsjbaan (L329p Roermond)
|
glijbaan [SND (2006)] || Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25139 |
glijbaan op het ijs |
slidderbaan:
ps. (*): Roermonds woord! (vrouwelijk: -bane, -bae:nke).
sjlidderbaa:n (L329p Roermond)
|
glijbaan, in de sneeuw of op ijs
III-4-4
|
17853 |
glijden |
litsen:
litse (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
74, 126
dich liĕts (L329p Roermond),
litse (L329p Roermond),
slidderen:
sjliddere (L329p Roermond)
|
Glijden. || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] || Jij glijdt.
III-1-2, III-3-2
|
18879 |
glimlachen |
glimlachen:
glimlagə (L329p Roermond)
|
onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24316 |
glimworm |
bliewit:
bliewit (L329p Roermond),
glimworm:
glimwōrm (L329p Roermond),
glimwôrm (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
glimwormpje:
glimwŭrmke (L329p Roermond),
WBD/WLD
glimwörmkə (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
lichtwormpje:
jk: gelezen als leegWurpkes
leegmurpkes (L329p Roermond)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
gloria (L329p Roermond)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18957 |
gluiperd |
gluiperd:
gluperd (L329p Roermond),
gluuper(d) (L329p Roermond),
gluuperd (L329p Roermond),
loeroor:
lōēroo:r (L329p Roermond),
luipendige, een -:
einə loepətigə (L329p Roermond)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || geniepige kerel || gluiperd
III-1-4
|
18956 |
gluiperig |
gluiperig:
gluperig (L329p Roermond),
gluuperig (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
luipetig:
loepətig (L329p Roermond)
|
gluiperig || gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] || huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|