e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
graspieper enkele pieper: ingkele pieper (Roermond), gras-strts: graasstrèùts (Roermond), graspiepertje: graaspieperke (Roermond) graspieper III-4-1
grasspriet spiertje gras: špirkǝ [gras] (Roermond) Stengel of halm van de grasplant; een enkel smal blaadje. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N P, 4a; monogr.] I-3
grasveld, bleekveld bleek: bleik (Roermond, ... ), achter in den haof hadde-ver \'n grote bleik De bleik lik vol was  bleik (Roermond) bleek || het grasveld waarop men wasgoed te bleken legt [bleek, dries, groes] [N 90 (1982)] III-2-1
graszode ris: res (Roermond), rus: røs (Roermond), rø̜šǝ (Roermond) Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.] I-8
grauwe klauwier klauwier: klevier (Roermond), steenekster: sjteinèkster (Roermond) grauwe klauwier III-4-1
grauwe vliegenvanger kersvink: keersvink (Roermond), vliegenpitser: vleegepitser (Roermond), vliegenstrietser: vleegesjztrietser (Roermond), vliegenvanger: vleegevènger (Roermond) grauwe vliegenvanger || Hoe heet de grauwe vliegenvanger? [DC 06 (1938)] III-4-1
graven omgraven: omgrave (Roermond), spaden: sjpaaje (Roermond), sjpanje (Roermond) Graven: met een spade of ander gereedschap in de grond delven (graven, spitten, spaden, paleien). [N 84 (1981)] III-1-2
graven (mv.) graven: grave (Roermond), graver (Roermond) De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)] III-3-3
graveren graveren: gravērǝ (Roermond) Door middel van een graveernaald inscripties in metalen voorwerpen aanbrengen. [N 66, 38a] II-11
grazen lopen: lǫu̯pǝ (Roermond) Zie afbeelding 8. [N 3A, 10; monogr.] I-11