e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gregoriaans gregoriaans: gregoriaans (Roermond) Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)] III-3-3
grendel schoude: ša (Roermond), šǫu̯ (Roermond), šǭx (Roermond), schoudetje: šē̜ ̞xskǝ (Roermond), schuif: šȳf (Roermond), schuifgrendel: šȳf˲grɛndǝl (Roermond), schuifje: šȳfkǝ (Roermond), schuifpin: šȳfpīn (Roermond) Opgenomen zijn de benamingen voor een schuifgrendel in het algemeen. Het materiaal liet niet toe na te gaan of er mogelijk verschil in benamingen is tussen een ronde of een platte grendel. In P 211 is een grendel rond en een schaaf plat, in Q 196 is een schoude plat. Voor andere plaatsen is een dergelijk onderscheid niet onwaarschijnlijk. Onder het woordtype schoude zijn enkele op -x-auslautende vormen geplaatst die wellicht ook verband houden met onder schaaf geplaatste vormen. Niet met zekerheid kon worden nagegaan of er sprake was van een wisseling f - g (schaaf) of van j - g (schoude). Onder vregel moet wel een draaibare grendel worden verstaan; onder sloop een grote, zware grendel en onder veter een hangslot. [N 7, 47; L 6, 50; L 35, 86; div.; monogr.] I-6
grens grens: grens (Roermond), gréns (Roermond) de lijn die het gebied van een staat aangeeft [grens, linie, reem] [N 90 (1982)] III-3-1
grenssteen, grenspaal grenssteen: grɛnsštęi̯n (Roermond) De steen of paal die de grens tussen akkers aangeeft. Langs de grenzen van landerijen worden meest op de hoeken, maar ook op verschillende plaatsen elders dergelijke dikke stenen of palen geplaatst als grensmerkteken. [N 11, 9; JG 1b, 1c, 2c; L 35, 87; L 41, 24; monogr.] I-8
grenzen aaneen: aanein (Roermond), grenzen: grenze (Roermond), grènzə (Roermond) tegen elkaar liggen, gezegd van stukken land of staten [grenzen, renen] [N 91 (1982)] III-4-4
griep griep: griep (Roermond, ... ) Griep. Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts? [DC 30 (1958)] III-1-2
griesmeelpudding griesmeel: griesmail (Roermond), griesmeelpodding: griesmaelbodding (Roermond), griesmeelpudding: griemmèèlpudding (Roermond), Syst. Veldeke  griesmaelpudding (Roermond), Syst. WBD  griesméélpödding (Roermond) Crème van griesmeel, griesmeelpudding (semoel?) [N 16 (1962)] || griesmeelpudding III-2-3
griffel griffel: griffel (Roermond, ... ), griffəl (Roermond) een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)] III-3-1
grijns grijns: greins (Roermond), grīē:ns (Roermond), grīēns (Roermond), grimas: grimas (Roermond) grijns || grijns [grijnst] [N 10 (1961)] III-1-4
grijnzen grijnslachen: grienslache (Roermond, ... ), grijnzen: grijnze (Roermond), grijnzə (Roermond) grijnzen || spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)] III-1-4