23577 |
gregoriaans |
gregoriaans:
gregoriaans (L329p Roermond)
|
Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33462 |
grendel |
schoude:
ša (L329p Roermond),
šǫu̯ (L329p Roermond),
šǭx (L329p Roermond),
schoudetje:
šē̜ ̞xskǝ (L329p Roermond),
schuif:
šȳf (L329p Roermond),
schuifgrendel:
šȳf˲grɛndǝl (L329p Roermond),
schuifje:
šȳfkǝ (L329p Roermond),
schuifpin:
šȳfpīn (L329p Roermond)
|
Opgenomen zijn de benamingen voor een schuifgrendel in het algemeen. Het materiaal liet niet toe na te gaan of er mogelijk verschil in benamingen is tussen een ronde of een platte grendel. In P 211 is een grendel rond en een schaaf plat, in Q 196 is een schoude plat. Voor andere plaatsen is een dergelijk onderscheid niet onwaarschijnlijk. Onder het woordtype schoude zijn enkele op -x-auslautende vormen geplaatst die wellicht ook verband houden met onder schaaf geplaatste vormen. Niet met zekerheid kon worden nagegaan of er sprake was van een wisseling f - g (schaaf) of van j - g (schoude). Onder vregel moet wel een draaibare grendel worden verstaan; onder sloop een grote, zware grendel en onder veter een hangslot. [N 7, 47; L 6, 50; L 35, 86; div.; monogr.]
I-6
|
21735 |
grens |
grens:
grens (L329p Roermond),
gréns (L329p Roermond)
|
de lijn die het gebied van een staat aangeeft [grens, linie, reem] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33657 |
grenssteen, grenspaal |
grenssteen:
grɛnsštęi̯n (L329p Roermond)
|
De steen of paal die de grens tussen akkers aangeeft. Langs de grenzen van landerijen worden meest op de hoeken, maar ook op verschillende plaatsen elders dergelijke dikke stenen of palen geplaatst als grensmerkteken. [N 11, 9; JG 1b, 1c, 2c; L 35, 87; L 41, 24; monogr.]
I-8
|
24979 |
grenzen |
aaneen:
aanein (L329p Roermond),
grenzen:
grenze (L329p Roermond),
grènzə (L329p Roermond)
|
tegen elkaar liggen, gezegd van stukken land of staten [grenzen, renen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18081 |
griep |
griep:
griep (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
Griep. Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts? [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
20645 |
griesmeelpudding |
griesmeel:
griesmail (L329p Roermond),
griesmeelpodding:
griesmaelbodding (L329p Roermond),
griesmeelpudding:
griemmèèlpudding (L329p Roermond),
Syst. Veldeke
griesmaelpudding (L329p Roermond),
Syst. WBD
griesméélpödding (L329p Roermond)
|
Crème van griesmeel, griesmeelpudding (semoel?) [N 16 (1962)] || griesmeelpudding
III-2-3
|
21495 |
griffel |
griffel:
griffel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
griffəl (L329p Roermond)
|
een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19024 |
grijns |
grijns:
greins (L329p Roermond),
grīē:ns (L329p Roermond),
grīēns (L329p Roermond),
grimas:
grimas (L329p Roermond)
|
grijns || grijns [grijnst] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
18880 |
grijnzen |
grijnslachen:
grienslache (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
grijnzen:
grijnze (L329p Roermond),
grijnzə (L329p Roermond)
|
grijnzen || spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|