e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groenling groenvink: greunvink (Roermond), keesvink: keesvink (Roermond) groenling III-4-1
groente gemeus: gemeu:s (Roermond), groente: greunte (Roermond, ... ), De greunte sjoonmake Verse greuntes  greu:nte (Roermond), LDB  greunte (Roermond), WBD-WLD  greuntə (Roermond) De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] || groente || moesgroente III-2-3
groente, algemeen gemeus: gemeu:s (Roermond), groente: greu:nte (Roermond), greunte (Roermond, ... ), LDB  greunte (Roermond), WBD-WLD  greuntə (Roermond) De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] || groente || moesgroente I-7
groenten bij elkaar zoeken zeumeren: zeumeren (Roermond) Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)] III-2-3
groentesoep groentesoep: greuntesoep (Roermond) groentesoep III-2-3
grof (een) grove: grǭvǝ (Roermond) Gezegd van een paard met zware poten. Een aantal antwoorden is opgenomen in het lemma ''zwaar paard'' (4.5.1), omdat het daar eerder thuishoort. [N 8, 64b] I-9
grof broed darrenraat: darǝrǭt (Roermond), grof werk: grǭf werk (Roermond) Cellen bestemd voor darrenbroed. Na het maken van fijn broed gaan de bijen over op het vervaardigen van grof werk of de darrenraat. Het patroon van de darrenraat is gelijk aan dat van de werkbijenraat maar de celafmeting is belangrijk groter dan die bij de werkbijenraat. In deze grotere cel wordt de dar uitgebroed maar voor honingopslag is ze ook zeer geschikt. [N 63, 13c; Ge 37, 59] II-6
grof gebouwd baats: baatsj (Roermond), fors: fors (Roermond), grof: graof (Roermond, ... ), gròf (Roermond), gróf (Roermond), struis: sjtruus (Roermond), zwaar: zjwaor (Roermond) Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)] || zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)] III-1-1
grof gebouwde vrouw dik vrouwmens: en dīēk vroumes (Roermond), fors wijf: fors wief (Roermond), kapitein: kaptein (Roermond), machochel: ein mechoechel (Roermond), ein megochel (Roermond), en megochel (Roermond), megoegel (Roermond), molenpaard: ein meulepaerd (Roermond), en meulepaerd (Roermond), schokkel: ein sjoekel (Roermond), schommel: ein sjómmel (Roermond), eine sjòmmel (Roermond), vrouwmens wie een molenpaard: ein vroumes wiej ein meulepaird (Roermond) fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)] III-1-1
groflinnen beenwindsel puttee (eng.): poeties (Roermond) windsels, groflinnen lappen of ~ die bij koud of nat weer en bij vuil werk met linten of knopen om de broekspijpen worden gebonden [slophooze, beenslette, beenwagge, gette, slikbagge] [N 24 (1964)] III-1-3