33314 |
handvat van de sikkel |
handvat:
hantjvat (L329p Roermond)
|
Korte houten gedeelte waaraan het mes bevestigd is. Hiermee hield men de sikkel vast. [N 18, 79a; monogr.]
I-5
|
33040 |
handvat van de zicht |
handvat:
hantj˲vat (L329p Roermond)
|
De steel van de zicht bestaat uit één stuk hout. Het bovenste deel ervan is scherp gebogen. Dit deel dient als handvat waarmee men de zicht hanteert. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk de lemma''s over de handvatten aan de steel van de zeis (3.2.4 - 3.2.7) in aflevering I.3. In de volgende plaatsen werd hetzelfde antwoord gegeven als voor "steel" (zie het lemma ''steel van de zicht'', 4.3.2): K 278, L 164, 288a, 296, 314, 320, 327, 330, 378, 381, 381b, 422, 426, 429, 431, P 175, Q 14, 15, 33, 71, 90, 93, 96, 99, 121, 197, 198b, 201, 207.' [N 18, 70b; JG 1a, 1b; A 14, 9; L 45, 9; monogr.]
I-4
|
33157 |
handvat van het strosnijmes |
steel:
štēl (L329p Roermond)
|
Het houten gedeelte van het strosnijmes. Vergelijk ook het de lemma''s ''steel van de zeis'' (3.2.3) in aflevering I.3 en ''steel van de zicht'' (4.3.2)in deze aflevering). Zie afbeelding 18, c. [N 18, 103b]
I-4
|
31701 |
handvatten van de trekzaag |
handvatten:
hantj˲vatǝ (L329p Roermond)
|
De twee in het verlengde van het zaagblad van de trekzaag bevestigde handvatten. [N 18, 128a; N 50, 17b]
II-12
|
19566 |
handveger, stoffer |
handveger:
handjvêger (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
hanjdvaeger (L329p Roermond),
hanjdvaiger (L329p Roermond),
en \'t bleek; \'t klein maedje had ouch al e bleekske om mit te spele
handvaeger (L329p Roermond),
veger niet gebruikelijk
hanjvaeger (L329p Roermond),
veger:
dit is een zachte borstel voor de meubels
vaeger (L329p Roermond)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || handveger en blik || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met stugge haren [DC 15 (1947)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met zachte haren [DC 15 (1947)] || stoffer || veger
III-2-1
|
25056 |
handvol |
handvol:
hampəl (L329p Roermond),
handjvol (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
ps. ook (*): Roermonds woord! (vrouwelijk: -s, hempelke). (el = \\l).
hampel (L329p Roermond)
|
de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)] || handvol, zoveel als een hand vult
III-4-4
|
33006 |
handvol -bij het zaaien |
handvol:
hamfǝl (L329p Roermond)
|
Strikt genomen lopen twee begrippen dooreen: de handvol zaaigoed die de zaaier telkens uit het zaaikleed of de zaaibak neemt om deze uit te strooien, en de hoeveelheid die men, dan vaak met twee handen tegelijk, op kan nemen om de zaaibak te vullen; dit laatste is eigenlijk grob of hoopsel; wanneer beide woorden werden opgegeven, is bij het laatste type opgenomen dat het om twee handen gaat. Ontegenzeglijk wordt grob ook gebruikt voor de handvol bij het zaaien. Zie de toelichting bij het lemma ''met de volle hand -zaaien'' (2.12). [JG 1a, 1b; Wi 51; monogr.]
I-4
|
29157 |
handweefgetouw |
weefgetouw:
wē̜f˲gǝtǫw (L329p Roermond)
|
Het weefgetouw dat bediend wordt met de hand. De afmetingen hiervan zijn nogal verschillend; gewoonlijk is de lengte 2,5 m tot 3 m, de breedte ongeveer 2 m en de hoogte tot aan de draagarmen 2,5 m (Grothe, pag. 338). Zie afb. 54 en 55. [N 39, 1b; N 39, 1a; N 5A øIŋ, 9c; monogr.]
II-7
|
31750 |
handzaag |
handzeeg:
hanjt˲z ̇ē̜x (L329p Roermond)
|
In het algemeen een zaag die voorzien is van een handvat en een breed zaagblad. [N 53, 1c; N 33, 330; monogr.]
II-12
|
31751 |
handzaag, sint-jozefzaag |
fok(s)zwans:
fukšwans (L329p Roermond)
|
Handzaag, waarvan het blad vanaf het handvat geleidelijk smaller uitloopt. De handzaag wordt voor alle voorkomende zaagwerkzaamheden gebruikt. Zie ook afb. 12. [N 53, 2; N G, 23a; monogr.; N 33, 330; L 8, 101, add.; div.]
II-12
|