33147 |
handzeef |
wan:
wan (L329p Roermond),
zeef:
zēf (L329p Roermond)
|
De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.]
I-4
|
20074 |
hanekam |
hanekamp:
hanekamp (L329p Roermond)
|
hanekam (plant) (Celosia cristata L.) [N 92 (1982)]
III-2-1
|
30079 |
hangende muur |
uit het lood staan:
ūt˱ ǝt l ̇ōt štǭn (L329p Roermond)
|
Muur die naar buiten overhelt. Wanneer zo'n muur in Q 19 met behulp van het schietlood werd gecontroleerd, zei men: 'het lood hangt vrij' ('ǝt lwǫat heŋk ˲vrij'). [N 31, 11a; N 31, 11c; monogr.]
II-9
|
20021 |
hanggeranium |
hanggeranium:
hanggeranīum (L329p Roermond)
|
Hanggeranium (pelargonium peltatum). De bladeren zijn duidelijk 3- of 5-lobbig, de lobben zijn gaafrandig. De plant heeft liggende stengels, die vaak over de rand van de bloempot heenhangen. De bloemen zijn lichtrood of wit van kleur en groeien in scherme [N 92 (1982)]
III-2-1
|
19373 |
hangslot |
hangslot:
hangschlaot (L329p Roermond),
hangsjlaot (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
hangsjlo:t (L329p Roermond),
hangsjlòòt (L329p Roermond),
hangslaot (L329p Roermond),
kluister:
hangslot De pórt is mit \'n kloester gesjlaote
klōēster (L329p Roermond)
|
hangslot [N 07 (1961)] || kluister (hangslot)
III-2-1
|
18979 |
hansworst |
hansworst:
ha:nswórs (L329p Roermond),
hanswors (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
hànswōrst (L329p Roermond)
|
hansworst || iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21413 |
hard schreeuwen |
hel schreeuwen:
hel sjreewə (L329p Roermond)
|
hard schreeuwen; je moet - - anders verstaat hij ons niet [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
25146 |
hard vriezen |
bakken:
hard vriezen.
bakke (L329p Roermond)
|
vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25147 |
hard waaien |
boezen:
boeze (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
boezen (L329p Roermond),
bōēze (L329p Roermond),
stormen:
sjtorme (L329p Roermond)
|
hard waaien [boezen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25027 |
hard, luid |
hel:
helle (L329p Roermond),
héllə (L329p Roermond)
|
hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)]
III-4-4
|