33825 |
harmonisch van bouw |
gesloten:
gǝšlǭtǝ (L329p Roermond)
|
Gezegd van een goed gebouwd paard, met korte, gesloten en gevulde flanken. [N 8, 64a]
I-9
|
24710 |
hars |
hars:
hars (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
LDB
hars (L329p Roermond),
WBD-WLD
hàrs (L329p Roermond)
|
Het kleverige plantensap vooral van naaldbomen, dat in de lucht hard wordt (hars, terpentijn, denne-olie, vogeltjeszeep). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17780 |
hart |
hart:
haert (L329p Roermond)
|
hart [RND]
III-1-1
|
21497 |
hartelijk |
hartelijk:
hertelik (L329p Roermond),
hertélik (L329p Roermond),
hértəlik (L329p Roermond),
vriendelijk:
vrujntelik (L329p Roermond)
|
welgemeend, uit het hart komend [gul, hartelijk, vriendelijk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22758 |
harten in het kaartspel |
harten:
herte (L329p Roermond),
Herte is troef; herte twee, herte driej enz.
herte (L329p Roermond)
|
Harten: herte. || Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - II. Harten. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
20905 |
hartig |
gezouten:
Waat is die soep gezalte
gezalte (L329p Roermond),
hartelijk:
hertelik (L329p Roermond),
hértəlik (L329p Roermond)
|
een zoutachtige, pittige smaak hebbend (hartig, hartelijk) [N 91 (1982)] || gezouten
III-2-3
|
18090 |
hartinfarct |
hartslag:
hertsjlaag (L329p Roermond),
hartverlamming:
hertverlaaming (L329p Roermond),
hertverlamming (L329p Roermond)
|
Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (vang, kramp, infarct, hartverlamming). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21458 |
haten |
haten:
haatə (L329p Roermond),
hate (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hāvǝr (L329p Roermond)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kes (L329p Roermond)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|