23544 |
heilige hostie |
hostie (<lat.):
hostie (L329p Roermond),
ons heer:
òs heer (L329p Roermond)
|
De H. Hostie die men ontvangt. [N 96B (1989)] || Ons Heer, als teerspijs [ózzen Herrejod]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23758 |
heiligedag |
heiligedag:
heiligedaag (L329p Roermond)
|
Een kerkelijke feestdag door de week die als zondag te vieren is [heiligedag, planke zondeg]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23893 |
heiligen, zaligen |
heiligen:
heilige in de hemel (L329p Roermond)
|
De zaligen, de heiligen in de hemel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23391 |
heiligenbeeld |
heiligenbeeld:
heilige beelde (L329p Roermond),
heiligebeeld (L329p Roermond),
heiligebeelde (L329p Roermond),
hellige beelde (L329p Roermond)
|
De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] || Een beeld van een heilige, gemaakt van hout, aardewerk, gips e.d. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23656 |
heiligenmedaille |
medaille (<fr.):
medaalie (L329p Roermond)
|
Een rond of ovaalvormig lichtmetalen plaatje waarop Jezus of een heilige is afgebeeld [medalje, medallie, medallieje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23751 |
heiligenprentje |
heiligenprentje:
heilige printje (L329p Roermond)
|
Een heiligenprentje, santje, ter opwekking van de devotie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23964 |
heiligschenner |
heiligschender:
heiligsjenner (L329p Roermond)
|
Een heiligschenner, -schender. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23963 |
heiligschennis |
heiligschennis:
heiligsjennis (L329p Roermond)
|
Heiligschennis, heiligschending, heiligschenderij, sacrilegie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19044 |
heimwee |
heimwee:
heimweh (L329p Roermond),
heem weinig gebr.
heemwieë (L329p Roermond)
|
heimwee || heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)]
III-1-4
|
26741 |
heizicht, heizeis |
heizicht:
heizicht (L329p Roermond)
|
Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b]
II-4
|