28709 |
kleermaker |
snijder:
šnīdǝr (L329p Roermond)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|
28872 |
kleermakerskrijt |
krijt:
krīt (L329p Roermond)
|
Het kleermakerskrijt wordt gebruikt om patronen op de stof over te nemen. Deze krijtlijnen verwijdert men later weer. Het krijt is vier- of driehoekig van vorm (Gerritse, pag. 21) en voelt vettig aan (Papenhuyzen III, pag. 9). Men kan ook met behulp van een zogenaamde rokkenspuit een lijn trekken. Door verstuiven van krijtpoeder kan men hiermee een lijn op de rok trekken om een rechte zoom te krijgen op de juiste hoogte. Zie afb. 6 en 7. [N 59, 5; N 62, 66; monogr.]
II-7
|
20609 |
klef |
knets:
knetsch (L329p Roermond)
|
doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
29606 |
klei, leem |
klei:
klęi̯ (L329p Roermond),
leem:
lęi̯m (L329p Roermond)
|
Grijs- tot geelachtige, sterk samenhangende, enigszins klevende, vruchtbare grondsoort, ontstaan door afzetting van verweringsprodukten door rivieren. Leem is ook een kleiachtige grondsoort echter met een zandgehalte groter dan 20%. Zie ook het lemma ɛklei, leemɛ in wld II, afl. 8 (pottenbakker e.a.), blz. 31.' [N 27, 41; N 27, 33; N 18, 2 add.; N 18, 5 add.; N 15, add.; R 3, 6; A 10, 4; Wi 52, 53; Vld.; monogr.]
I-8
|
25009 |
klein in zijn soort |
fijn:
fien (L329p Roermond),
handneukertje:
(van personen).
hanjt nøͅkərkə (L329p Roermond)
|
iets dat klein is in zijn soort [piepeling, ruigte, geneuk] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33746 |
klein paard |
ardenner:
ardenner (L329p Roermond),
pony:
pǫni (L329p Roermond)
|
Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 104], [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3]
I-9
|
17544 |
klein persoon |
krots:
he is enne krötsch (L329p Roermond),
kruikestop:
hae is eine kroekesjtòp (L329p Roermond),
hè is ene kroekestop (L329p Roermond)
|
klein van gestalte [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20722 |
klein stukje vlees of kaas |
viezzeltje:
t Huundje kreeg ouch e fiedzelke Fiedzel is verwant aan vezel
fiedzelke (L329p Roermond)
|
klein stukje vlees of kaas
III-2-3
|
17543 |
klein van gestalte |
er klein uitzien:
hè zuut ter klein oet (L329p Roermond),
klein van gestalte:
héé is klein van gesjtalte (L329p Roermond),
klein van stuk:
klein van sjtök (L329p Roermond)
|
klein van gestalte [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25159 |
klein wolkje |
schaapje:
sjeupke (L329p Roermond),
wolkje:
wölkske (L329p Roermond)
|
klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|