20349 |
kleindochter |
kleindochter:
kleindochter (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
kleindochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
33318 |
kleine boerderij |
boerderijtje:
burdǝrii̯kǝ (L329p Roermond),
keuterboerderij:
kø̄tǝrburdǝrii̯ (L329p Roermond)
|
Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
20723 |
kleine hoeveelheid eten |
beetje:
Syst. WBD -ie- kort
bietje (L329p Roermond),
hapje:
hepke (L329p Roermond),
kruimeltje:
Syst. WBD
kreumelke (L329p Roermond),
pietseltje:
pietselke (L329p Roermond)
|
Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22493 |
kleine knikker: glazen knikker |
glazen kuls:
glāzərə køͅls (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
kleingeldj (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
pasgeld:
pasgeldj (L329p Roermond)
|
Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20347 |
kleinkinderen |
kleinkind:
kleinkiendj (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
kleinkīēnjd (L329p Roermond)
|
kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24450 |
kleinste dier van het nest |
krak:
krak (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20348 |
kleinzoon |
kleinzoon:
kleinzoon (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
kleinzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18626 |
klep (van pet) |
klep:
klep (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
klip (L329p Roermond),
Zie ook afb. p.
klip (L329p Roermond)
|
klep (van een pet) || klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18200 |
klepbroek |
klepboks:
klepbòks (L329p Roermond)
|
broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|