19350 |
knorrepot |
graspot:
graaspot (L329p Roermond),
grauwelaar:
grouwəleer (L329p Roermond),
grijnijzer:
det grieniezer wól ós ¯t plezeer weer bederve
grīēnīēzer (L329p Roermond),
knoterboks:
cf. WNT VII-2, kol. 4811 s.v. "knoteren
knoterbóks (L329p Roermond),
knoterpot:
knoterpot (L329p Roermond),
zeverboks:
zeiverbóks (L329p Roermond)
|
brompot || iemand die voortdurend ontstemd is en dat laat blijken [grijspot, gruis, grijsmanne-tje, knorrepot] [N 85 (1981)] || knorrepot || nurks
III-1-4
|
17880 |
knuppel, knots |
kluppel:
klöpəl (L329p Roermond),
stok:
sjtek (L329p Roermond)
|
Knots: zware stok om mee te slaan, van onderen dikker dan van boven (kuis, knots, knoest, klepel). [N 84 (1981)] || knuppel [RND]
III-1-2
|
22381 |
knutselen |
fispernollen:
fiesperNULLe (L329p Roermond),
8. Ic4
fiĕspərNULLə (L329p Roermond),
knutselen:
knutsele (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Allerlei kleine voorwerpen uit liefhebberij en met geringe hulpmiddelen maken [knutselen, kutselen]. [N 88 (1982)] || Knutselen.
III-3-2
|
34058 |
koe |
koe:
ku (L329p Roermond),
kui̯ (L329p Roermond),
kȳi̯ (L329p Roermond),
kū (L329p Roermond),
kūi̯ (L329p Roermond)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|
34066 |
koe die eenmaal heeft gekalfd |
eerste vaars:
ērstǝ vē̜rs (L329p Roermond)
|
Zie afbeelding 6. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N C, 14a; monogr.]
I-11
|
34183 |
koe die pas gekalfd heeft |
vaars:
vɛrs (L329p Roermond)
|
Voor een aantal varianten van vaars zou men kunnen denken aan een woord vers. Het wnt (xx-1, blz. 2125) vermeldt ''vers'' in de betekenis van "jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft" (wnt xviii, blz. 72). Het onderscheid tussen vers- en vaarsvarianten is niet altijd even duidelijk. Daarom is er gekozen voor één woordtype vaars.' [A 4, 16; L 20, 16]
I-11
|
34068 |
koe die tweemaal heeft gekalfd |
koe:
[koe] (L329p Roermond)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b]
I-11
|
34124 |
koe met hellend kruis |
hangvot:
haŋvǫt (L329p Roermond)
|
[N 3A, 145a; monogr.]
I-11
|
34045 |
koe met rode vlek op de poot |
vlekpoot:
vlɛkpōt (L329p Roermond)
|
[N 3A, 138]
I-11
|
34044 |
koe met witte vlek of streep op het voorhoofd |
bles:
blɛs (L329p Roermond)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 135a; N 3A, 136a]
I-11
|