19621 |
kouter |
kouter:
kǫu̯tǝr (L329p Roermond)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
19231 |
kouwe drukte |
bohei (rh.):
behei (L329p Roermond),
koude drukte:
kaaj drökte (L329p Roermond)
|
drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26087 |
kozijn |
chambranle:
šǝbraŋ (L329p Roermond)
|
Houten of metalen raamwerk, bestaande uit twee stijlen met een boven- en onderdorpel, waarin een deur of raam wordt aangebracht. In Q 113 zijn kozijnen pas kort in gebruik. Voorheen paste men een constructie toe die 'blindraam' of 'rabat' werd genoemd. Daarbij werd in de massief gemetselde muur een opening gelaten waarin later het deur- of raamkozijn werd geplaatst. Het houtwerk van zo'n blindraam werd door middel van de pleisterlaag vastgezet. De kozijnen die tegenwoordig worden gebruikt, zijn dikker dan het kozijn dat bij de blindramen gebruikelijk was. Zij steken aan de binnen- en aan de buitenkant verder naar voren en worden vastgezet met behulp van kozijnankers, die tussen de voegen van de beide spouwmuren worden gemetseld. In verband met deze verankering in het metselwerk wordt het kozijn van tevoren geplaatst (Lochtman, pag. 42). Zie ook het lemma 'Muurraam'. [N 32, 10a-c; N 55, 6a-c; monogr.; div.]
II-9
|
18205 |
kraag |
kraag:
kraag (L329p Roermond)
|
kraag
III-1-3
|
18678 |
kraag van een kraagmantel |
pelerine (<fr.):
pelderien (L329p Roermond),
pellerien (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18271 |
kraagmantel |
kraagmantel:
kraagmantjel (L329p Roermond)
|
kraagmantel (vero) [kariek, karrik] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34491 |
kraaien, gezegd van de haan |
kraaien:
krɛi̯ǝ (L329p Roermond)
|
[N 19, 49; Vld.; monogr.]
I-12
|
17562 |
kraakbeen |
knoers/knors:
knors (L329p Roermond),
knôôrs (L329p Roermond),
knorrel:
knorrel (L329p Roermond)
|
kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
22858 |
kraaltjes |
kraaltjes:
krelkəs (L329p Roermond)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20139 |
kraambed |
kraambed:
krao:mbèd (L329p Roermond)
|
kraambed
III-2-2
|