e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroos gergel: gergǝl (Roermond), kroos: krōs (Roermond) De met behulp van de kroosschaaf in de binnenwand van het vat aangebrachte groef, waarin later de bodem wordt aangebracht. Zie ook afb. 222. [N E, 34b; monogr.] II-12
kroosschaaf kroos: krōs (Roermond) In het algemeen de schaaf waarmee de kroos in de binnenwand van het vat wordt aangebracht. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de kroosschaaf, maar vaak is hij samengesteld uit een houten blok, dat voorzien is van een drietal beiteltjes die naar de binnenwand van het vat gericht zijn, en een cirkelvormig houten plankje. Wanneer de kuiper het houten plankje in een cirkelvormige beweging over de koppen van de duigen voortbeweegt en tegelijkertijd de schaaf tegen de binnenwand van het vat aandrukt, ontstaat enkele centimeters onder de rand een groef, de kroos. Zie ook afb. 221. Soms wordt in de kroosschaaf in plaats van de drie beiteltjes een stuk zaagblad aangebracht; de woordtypen krooszaag, gergelzaag en groefzaag uit respectievelijk Panningen (L 290), Kortessem (Q 74) en Hasselt (Q 2) duiden waarschijnlijk zoɛn aangepaste schaaf aan.' [N E, 34a; A 32, 5; monogr.] II-12
kroppen, gezegd van voedsel kroppen: kròppe (Roermond) Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)] III-2-3
krozen krozen: krōzǝ (Roermond) Met behulp van een kroosschaaf aan de binnenwand van het vat een groef aanbrengen. [N E, 34c] II-12
kruiden, specerijen gekruiden: LDB  gekruuje (Roermond), kruiden: kruuje (Roermond, ... ), de soep is te sjterk gekruujd  kruu:je (Roermond), WBD-WLD  krūūjə (Roermond) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] || kruiden III-2-3
kruidenier kruidenier: kruideneer (Roermond), kruujəneer (Roermond), winkelier: winkeleer (Roermond) een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)] || Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)] III-3-1
kruidenjenever bittere: bittərə (Roermond), Gaef mich maar ne bittere Ver hadde-n-e paar bitterkes gedrónke  bittere (Roermond), kruidenbitter: kruujebitter (Roermond) bittertje || kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)] III-2-3
kruidnagel kruidnagel: E paar kroednagelkes gaeve de lekkere sjmaak draan  krōēdnagel (Roermond) kruidnagel III-2-3
kruidwis kruidwis: kroe.twès (Roermond), kroetwes (Roermond), kroetwies (Roermond), kroetwis (Roermond, ... ), kroetwisj (Roermond), kroetwès (Roermond), kroetwèès (Roermond), (dit zegt men in de dorpen ten zuiden van Roermond).  kroetwösj (Roermond), Vero.?  krōēdwès (Roermond) Kroedwès*: bos veldkruid (op 15 aug. gewijd) dat gedroogd aan de muur hangt en bij hevig onweer in het vuur wordt geworpen om blikseminslag af te wenden. || kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2
kruien kruigen: krūgǝ (Roermond), schurgen: šørǝgǝ (Roermond) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13