e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
licht vriezen licht rijmen: lig rīēmpe (Roermond), rijmen: geriemd (Roermond, ... ) lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)] III-4-4
lichte nevel dons: dons (Roermond), dóns (Roermond), heiig: heiig (Roermond), nevel: nevel (Roermond, ... ) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lichte overjas demi (fr.): demi (Roermond, ... ), demie (Roermond), demiej (Roermond), overjas: euverjas (Roermond), seizoensjas: sezoensjas (Roermond), sezōēnsjas (Roermond), Ss. sub seizoen.  sezoensjas (Roermond) demi-saison || herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)] || seizoensjas III-1-3
lichte verkoudheid lichte kou: lichte kaaj (Roermond) Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] III-1-2
lichtgeraakt, kregel de stront dicht bij het hart hebben: də sjtrōnjt digt bie hət hèrt höbbə (Roermond), kregel: kregel (Roermond, ... ), kribbig: kribbig (Roermond) spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)] III-1-4
lidmaat, ledematen lid, leden: lēēje (Roermond), lid (Roermond) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1
lied, liedje lied: e leet (Roermond), liedje: le.tsjə (Roermond), leeht(j)je (Roermond), Alleen verkl. lee:dje.  lee:dje (Roermond) lied [GTRP (1980-1995)] || Lied(je): liedje. || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2
liefde liefde: leefde (Roermond, ... ) warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)] III-3-1
liefkozen flikflooien: flikfloje (Roermond), flikflooie (Roermond), fommelen: cf. WNT s.v. "fommelen"3. liefkozend betasten of beetpakken  fōēmele (Roermond), knoefelen: cf. WNT VII-2, kol. 4714, s.v. "knoefelen (II). Zie knuffelen (I)  knōēvele (Roermond), koeteren: koetele (Roermond) knuffelen || liefkozen || zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)] III-1-4
liegen liegen: leege (Roermond), leegə (Roermond, ... ), lege (Roermond, ... ) bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1