23396 |
mariabeeld |
beeldje van onze-lieve-vrouw:
beeldje van slevrouw (L329p Roermond),
mariabeeld:
mariabeeld (L329p Roermond),
moedergods:
mooder gods (L329p Roermond),
onzelievevrouwtje:
slevruike (L329p Roermond)
|
Een beeld van Maria met of zonder het kind Jezus op de arm. [N 96B (1989)] || Een beeld van Maria, de moeder van Jezus [Moeder Gods, Moeder Godes, Lievevrouwenbeeld, Mariabeeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23589 |
marialied |
marialied:
marialeed (L329p Roermond)
|
Een Marialied. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23746 |
mariascapulier |
mariascapulier:
mariasjabbelier (L329p Roermond)
|
Een Maria-scapulier (Marias livrei?). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21271 |
markt |
markt:
maerət (L329p Roermond)
|
markt [RND]
III-3-1
|
21852 |
marktkraam |
kraam:
kraom (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
een tent, een stalletje op de markt waarin de goederen tentoongesteld zijn [kraam, schob] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21711 |
marktplein |
markt:
mert (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
mèrt (L329p Roermond)
|
het plein in een stad of dorp waar markt gehouden wordt [mert, marktveld] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marmer:
marmer (L329p Roermond),
marmər (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
marmer, dicht, fijnkorrelig kalkgesteente dat geschikt is om te bewerken en te polijsten, in bouw- en beeldhouwkunst als grondstof gebruikt [marbel, melber] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
e steine beeld (L329p Roermond),
ei marmere beeldj (L329p Roermond),
ei marmere beelt (L329p Roermond),
ein marmere beeld (L329p Roermond),
ein marmere beeldj (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
21850 |
mars (wbd) |
korf:
kórf (L329p Roermond),
marskramer:
marskreemer (L329p Roermond)
|
de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
fret:
ideosyncr.
fret (L329p Roermond),
vuurs:
(? - moeilijk leesbaar)
vuurs (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)]
III-4-2
|