| 19198 |
moed |
courage (fr.):
kouraasj (L329p Roermond),
koeraasj höbbe
koe:raa:sj (L329p Roermond),
durf:
durf (L329p Roermond),
moed:
moo:d (L329p Roermond),
moot (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
courage || moed || moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)] || onverschrokkenheid in moeilijkheden en gevaren [moed, courage] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19058 |
moedeloos (zijn) |
balmoedig:
opm. voor "bal": - zie ook baldadig, balsturig, balorig
balmeu:dig (L329p Roermond)
|
moedeloos, mistroostig
III-1-4
|
| 20331 |
moeder |
ma:
ma (L329p Roermond),
maa (L329p Roermond),
mam:
ma:m (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
mam (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
moeder:
moder (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
modər (L329p Roermond),
mooder (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
moodər (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
mōdər (L329p Roermond),
met accent ó op de o
mōdər (L329p Roermond),
zien mooderis aad
mooder (L329p Roermond)
|
(moeder;) Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || mam || moeder [DC 03 (1934)] || moeder: zn moeder is oud [DC 35 (1963)] || moeder; (Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || moeder; ik ga met mijn moeder naar de markt; volw. [DC 12a (1943)] || moeder; ik ga met moeder naar de markt; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || moeder; ik ga met moeder naar de markt; ± 10 jaar [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
| 23928 |
moeder gods |
moeder gods:
mooder gods (L329p Roermond)
|
De Moeder Gods, Moeder Godes [de Modder-Joaëdes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23397 |
moeder van smarten |
moeder van smarten:
moeder van smarte (L329p Roermond),
mooder van smarten (L329p Roermond)
|
Een beeld van Maria die het dode lichaam van Jezus op de schoot draagt, piëta [moeder van smarten?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 24091 |
moeder-overste |
moeder-overste:
moodereuverste (L329p Roermond)
|
De moeder(overste) in een vrouwenklooster [mameer, moederover-ste, opperste, maer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 33759 |
moederloos veulen |
lepveulen:
lępvø̄lǝ (L329p Roermond)
|
Veulen dat met een melkfles grootgebracht wordt. [N 8, 6]
I-9
|
| 17567 |
moedervlek |
moederplek:
mooderplek (L329p Roermond),
moedervlek:
moodervlek (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedermaal, peperkoor, pepervlek). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
| 33823 |
moedig en opgewekt |
vlokker:
vlǫkǝr (L329p Roermond),
wakker:
wakǝr (L329p Roermond)
|
Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j]
I-9
|
| 32252 |
moeilijk te klieven hout |
sprok hout:
šprǫk hǫwt (L329p Roermond)
|
Hout dat moeilijk te klieven is. Dit kan onder meer worden veroorzaakt door het feit dat het hout gedraaid is of doordat er veel noesten in het hout zitten. [N E, 4]
II-12
|