e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
morsen knoeien: knooje (Roermond, ... ) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
mortel specie: špēs ̇ij (Roermond) Een mengsel van gebluste kalk of cement, zand of tras en water. Het wordt gebruikt om bij het metselen de stenen tot een samenhangend, vast geheel te verbinden. De aard en de hoeveelheid van de grondstoffen bepalen het gebruik van de verschillende soorten mortels. Vgl. de volgende lemmata. (zie kaart) [monogr.; div.] II-9
mos (alg.) mos: mōs (Roermond), mós (Roermond), WLD  mos (Roermond) mos || Mos: kleine, sierlijke, groene plantjes die groepsgewijze en in aanzienlijke hoeveelheid bij elkaar groeiend voorkomen (mos, smos, kwacht, kwocht). [N 92 (1982)] III-4-3
mossel mossel: moesjel (Roermond), moesjele aete  moesjel (Roermond) mossel III-2-3
mosterd mosterd: Sjónk mit mósterd (schertsend) Doe bös zo sjterk es mósterd  mósterd (Roermond) mosterd III-2-3
mosterdpot mosterdpotje: mósterdpötje (Roermond), mosterdvaatje: mósterdvaetje (Roermond) mosterdpotje || mosterdvatje III-2-1
mot mot: mot (Roermond, ... ), mót (Roermond) mot [DC 24 (1953)] III-4-2
motor moter: mo.tər (Roermond) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen miezel: miezel (Roermond, ... ), mot: mot (Roermond), motregen: motraegen (Roermond), motraige (Roermond), motregen (Roermond), motréége (Roermond), mòtregen (Roermond), mótraege (Roermond), mozel: mozel (Roermond), muggenpis: mōgepies (Roermond), mussenstoof: mussestjaof (Roermond), stofregen: sjtaofréége (Roermond), zammel: zammel (Roermond), zemel: zeemel (Roermond), zouwel: zauwel (Roermond) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, fijne regen || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || noorderstof, in de betekenis van motregen bij overigens droge atmosfeer; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
motregenen, licht regenen miezelen: miezele (Roermond, ... ), miezelen (Roermond), miezələ (Roermond), miljelen: ’t miljelt (Roermond), moezelen: ’t begint te moozele (Roermond), motregenen: motraegene (Roermond), ’t motraigent (Roermond), doffe o  motrêgene, ut motrêgent (Roermond), mozelen: mozele (Roermond), siebelen: siebbələ (Roermond), siebelen (Roermond, ... ), siebelt (Roermond), ziebbələ (Roermond, ... ), ziebele (Roermond, ... ), ziebelen (Roermond), ’t begint te ziebele (Roermond), ps. (*): Roermonds woord! (e = \\).  siebele (Roermond), ziebele (Roermond), sprinkelen: sjprinkele (Roermond), zemelen: zeemele (Roermond, ... ), zemele (Roermond), zemelen (Roermond), zéémelen (Roermond), zouwelen: zauwelen (Roermond) aanhoudend zacht regenen || beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] || zachtjes regenen || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4