e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muis muis: moes (Roermond), mōēs (Roermond, ... ) muis [DC 35 (1963)] III-4-2
muis van de hand muis: mōēs (Roermond, ... ) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muisjes suikerkeurtjes: sokkerkörkes (Roermond), sókkerkäö:rke (Roermond), Besjuute mit sókkerkäörkes  sókkerkäö:rke (Roermond) Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)] || gesuikerd anijszaadje || muisjes III-2-3
muizen muizen: moeze (Roermond), ideosyncr.  moeze (Roermond), WBD/WLD  môêzə (Roermond) Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] III-2-1
muntgeld klinkende munt: klinkende muntj (Roermond), spijs: vgl. Herten-bij-Roermond Wb. (pag. 233): sjpíes, 1. kalk- of cementspecie.  sjpīēs (Roermond) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muts: algemeen muts: möts (Roermond, ... ), møts (Roermond), informant: in Meliek en zo: ein mötsj  möts (Roermond) muts || muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND] III-1-3
mutsaard, houtmijt schansenhoop: sjansenhoup (Roermond) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] I-7
muur muur: mūr (Roermond) Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld] II-9
muurbloem viool: -  fieoole matrieaalə (Roermond) muurbloem [DC 17 (1949)] III-4-3
muurdam, penant penant: pǝnant (Roermond) Betrekkelijk smal stuk muur tussen twee vensters of tussen een venster en een andere muur. [N 55, 75; N 32, 12b; N 32, 14; monogr.] II-9