e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nachtzwaluw geitenmelker: geitemèlker (Roermond), nachtzwalg: nachzjwalg (Roermond) nachtzwaluw III-4-1
nadeel nadeel: nao:deil (Roermond), schade: sjaai (Roermond, ... ), sjaaj (Roermond) het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)] || nadeel III-1-4
nageboorte van de koe slover: šløi̯vǝr (Roermond) [N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.] I-11
nageboorte van het paard lichter: lɛxtǝr (Roermond) Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55] I-9
nagel nagel: nagəl (Roermond, ... ), nógəl (Roermond) nagel [DC 01 (1931)] III-1-1
nagras, tweede hooioogst groe(n)maad: grōmǝnt (Roermond), nagras: nǫgrās (Roermond) De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.] I-3
najaarsdracht najaarsdracht: najaarsdracht (Roermond) De periode van het najaar waarin de bijen vliegen op bloesem van de dan bloeiende planten, bloemen en bomen. In vragenlijst N 63, vraag 50c is gevraagd naar de bloemen, planten en bomen waarvandaan de bijen in het najaar honing en stuifmeel halen. De antwoorden op deze vraag geven het volgende resultaat. Bomen komen nu nauwelijks aan bod. In het najaar vliegen de bijen op vooral de heide. Tegenwoordig is die haalbron veel minder geworden door de achteruitgang van de heide. Verder wordt gevlogen op klimop, zonnepitten, sierplanten, borage, herik en tuinbloemen. Uiteraard zullen er nog meer haalmogelijkheden voor de bij zijn. [N 63, 48; N 63, 50c] II-6
naoogstrijf reek: rē̜k (Roermond) Het stuk gereedschap dat voor het naoogsten wordt gebruikt. Doorgaans doet men dit met de grote houten hark die ook voor het bijeenhalen van het hooi wordt gebruikt. Zie het lemma ''houten hooihark'' (4.2.4) in aflevering I.3. Maar er is ook ander gereedschap voor in omloop, met name een zeer grote hark met een blok van meer dan één meter (tot wel 150 cm) breed en met grote ijzeren tanden, ook wel bosduivel genoemd en ook gebruikt voor het bijeenhalen van bladeren of dennenaalden voor de potstal. Dit laatste benoemingsmotief is bijeengezet in de woordtypen achterin het lemma. In de volgende plaatsen is opgegeven dat men naoogst met de harkmachine (vergelijk het lemma ''hooivergaarmachine'' (4.2.11) in aflevering I.3: L 163, 163a, P 177 (scharmachine: sxē̜ǝrmašen), 195 (idem), Q 121c, 162 en 166 (gritselmachine: gritsǝlmǝšin). In L 164, 265, 290 en 368b is opgegeven dat men naoogst met de houten eg; in L 214, 270, 286 en Q 77 met de houten gaffel. Soms is de constructie van de houten hooihark extra verzwaard om het graanveld na te oogsen; zo is in L 318b, 320c, Q 2 en 2b opgegeven dat de hark twee stelen heeft en in K 357, L 163, 163a, 321 en Q 71 dat er aparte handvaten aan de steel zijn gemonteerd om gemakkelijker te kunnen trekken.' [N 15, 38b en 38c; N 18, 93; JG 1a, 1b, 2c; L 34, 41; monogr.; add. uit N 15, 38a] I-4
nascharren, naoogsten reken: rē̜kǝ (Roermond) De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93] I-4
natte sneeuw natte sneeuw: naate sjnee (Roermond, ... ), naatte sjnee (Roermond) verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)] III-4-4