e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ondiep ploegen dreeg ploegen: [dreeg ploegen] (Roermond) De termen die in dit lemma zijn opgenomen, hebben met elkaar gemeen dat zij toepasselijk zijn op de een of andere manier van ondiep ploegen, waarbij de grond minder diep wordt losgesneden en ook veel minder wordt omgekeerd dan bij het ploegen van de zaaivoor het geval is. Men beploegt het land met een ondiepe en vaak ook brede voor a) als het de bewerking van een stoppelveld betreft (vergelijk het betrokken lemma); b) als in het late najaar een akker op de wintervoor gelegd moet worden (zie dat lemma), waarbij men mest oppervlakkig kan onderploegen (zie het betreffende lemma); c) bij de bewerking van braakland of van een hardliggende, met onkruid begroeide akker; d) als bij het scheuren van een weide eerst de grasmat wordt afgeploegd (vergelijk het lemma een weide scheuren). Voor deze manier van ploegen gebruikte men vroeger een eenscharige (voet)ploeg zonder voorschaar en vaak ook zonder kouter, later vooral een meerscharige ploeg met kleine scharen. Het land kon ook met de cultivator ondiep bewerkt worden. Voor de varianten die hieronder (geheel of deels) in de (...)-vorm zijn vermeld, zie men de lemmata ondiep en ploegen. [JG 1b; N 11, 45 + 47; N 11A, 108b + 109a; N P, 12 add.; A 20, 1b add.; monogr.] I-1
ondiep poten niet diep: nēt dēp (Roermond), ondiep: ondēp (Roermond) Vergelijk ook de lemmaɛs Ondiep en Ondiep Ploegen in aflevering I.1, p. 85-87. Het materiaal van dit lemma kan worden beschouwd als een aanvulling op dat van aflevering 1. Daar er in de eerste aflevering geen kaarten zijn opgenomen, is hier in kaart 14 ook het materiaal van de genoemde lemma¯s toegevoegd, zodat een algemene kaart Ondiep kon worden getekend. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [A 20, 1a] I-5
oneerlijk(heid) konkelfoes: konkelfoes (Roermond), kònkləfoes (Roermond), leugenaar: leugeneer (Roermond), oneerlijk: oneerlik (Roermond) liegend en bedriegend [onreins, oneerlijk] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)] III-1-4
oneetbare bes giftige bes: giftige bes (Roermond) Een bes die niet geschikt is voor consumptie (kral, vergifbezie). [N 82 (1981)] III-4-3
onelegant paard lubbes: lø̜bǝs (Roermond) Lomp paard. [N 8, 20 en 62n] I-9
oneven, niet door twee deelbaar omp: ps. (*): Roermonds woord! Vb. ómp of paar? (wat raad je, oneven of even?).  ómp (Roermond), slechts in de uitdrukking: paar of ómp (even of oneven).  ómp (Roermond), oneven: onaeve (Roermond), onaive (Roermond), onéévə (Roermond), ónaeve (Roermond) niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)] || oneven || oneven, niet gelijk III-4-4
onfatsoenlijk onfatsoenlijk: onfatsoenlik (Roermond, ... ), ōnfàtsoenlik (Roermond) in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
ongedierte, algemeen ongedierte: ongedeerte (Roermond), óngedee:rte (Roermond), Veldeke  óngedeerte (Roermond), ongesiefer: óngesiefer (Roermond), óngesīēfer (Roermond), Veldeke  óngesiefer (Roermond), WLD  óngesiefer (Roermond), venijnig: WLD betekent boos, bitter, vergiftig  veníenig (Roermond) gedierte, klein ~ (verzamelnaam voor insecten, wormen, spinnen enz.) [gediert, ongediert, gewörmt, ongesiefer] [N 26 (1964)] || ongedierte || ongedierte, inz. luizen enz. || schadelijke en hinderlijke insecten [DC 55 (1980)] || venijn(t), in de betekenis van klein gedierte; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] III-4-2
ongehoorzame jongen bengel: bengel (Roermond), bèngəl (Roermond), vlegel: vlaegel (Roermond), vléégəl (Roermond) een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)] III-1-4
ongehuwd samenleven buitenechtelijk samenleven: boeteegtelik samenlaeve (Roermond), hokken: hokke (Roermond), hokkə (Roermond), hòkke (Roermond) een concubinaat, een buitenechtelijke samenleving van man en vrouw, gedurende enige tijd [N 96D (1989)] || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 86 (1981)] III-2-2