e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oorring oorbel: oorbél (Roermond), orenbel: orebel (Roermond, ... ) zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)] III-1-3
oorveeg oorveeg: oorvaeg (Roermond), oorvaig (Roermond), oorvèg (Roermond) Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] III-1-2
oorworm oorworm: oorworm (Roermond), oorwurm (Roermond), orenworm: o:rewórm (Roermond), oo:rəwórm (Roermond) oorworm || oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)] III-4-2
oot wilde haver: wilje haver (Roermond) Oot, wilde haver (avena fatua 5 tot 20 cm groot. De plant is zodevormend, de bladeren zijn borstelvormig; de aartjes bevinden zich in dichte, aarvormige pluimen, klein, lichtgroen tot grijsachtig van kleur, kort genaald. Van april tot en met juni. Te vi [N 92 (1982)] III-4-3
op bedevaart gaan een bedegang doen: ne bèègank doon (Roermond), een bedevaart doen: ein baevaart doon (Roermond), met de processie gaan: mit de percessie gaon (Roermond), op bedevaart gaan: op baevaart gaon (Roermond), op bedevaart gaon (Roermond, ... ), op beedevaart gaon (Roermond), ter bedevaart gaan: ter beevaart (Roermond) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)] III-3-3
op de loop gaan ertussenuit gaan: dr tusse oet gaon (Roermond), op de loop gaan: op de leup gaon (Roermond), op de luip gaon (Roermond) vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)] III-1-2
op de markt verkopen op de markt brengen: op de mert bringe (Roermond) verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)] III-3-1
op de schouder zitten op de pokkel zitten: bie vader op de puukel zitte (Roermond), op de rug zitten: bie vader op te rök zitte (Roermond), pokkelen: poekele (Roermond) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-2
op de tenen lopen op de tenen lopen: op de teene loupe (Roermond), op zijn tenen lopen: op zien teen (Roermond), op zien teene loupe (Roermond) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op de vingers fluiten fluiten: fluite (Roermond) Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)] III-3-2