18649 |
oude versleten hoed |
schavuitje:
sjevūūtsje (L329p Roermond)
|
versleten en vervormde hoed
III-1-3
|
20319 |
oude vrouw |
oud wijf:
aad wief (L329p Roermond),
oude:
aaje (L329p Roermond),
oude doos:
aaj doos (L329p Roermond),
oude vrouw:
aaj vrouw (L329p Roermond)
|
oude vrouw [N 102 (1998)] || oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)]
III-2-2, III-3-1
|
22317 |
oudejaarsavond |
oud in nieuw:
aad en nuu (L329p Roermond),
aad in nu.j (L329p Roermond),
oudjaar:
aadjaor (L329p Roermond),
oudjaarsavond:
aajaorsaovend (L329p Roermond),
aajaorsaovent (L329p Roermond),
aatjaorsaovend (L329p Roermond),
aodjaorsaovend (L329p Roermond),
silvesteravond:
Silvesteraovent (L329p Roermond)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)] || Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudjaar:
aadjaor (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
oudjaarsdag:
aajaorsdaag (L329p Roermond),
aatjaorsdaag (L329p Roermond)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
21762 |
ouden van dagen |
oude lui:
aaj luuj (L329p Roermond)
|
ouden van dagen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
20328 |
ouderlijk huis |
oudershuis:
e:ldershōēs (L329p Roermond)
|
ouderhuis
III-2-2
|
20229 |
ouders |
ouders:
e:lders (L329p Roermond),
elders (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
algemeen bekend
èldərs (L329p Roermond)
|
ouders || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
ajerwèts (L329p Roermond)
|
ouderwets
III-1-3
|
25608 |
ovenpaal |
schieter:
šē̜ǝtǝr (L329p Roermond)
|
De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.]
II-1
|
18589 |
overall |
ketelpak:
kètelpak (L329p Roermond),
overall (eng.):
euveral (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
overal (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
werkpak:
wirkpak (L329p Roermond)
|
overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)]
III-1-3
|