21808 |
overleggen |
overleggen:
euverligke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
euvərliggə (L329p Roermond)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
33051 |
overmouwen |
mouwen:
muu̯ǝ (L329p Roermond)
|
De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33560 |
overrijp, beurs |
melig:
maelig (L329p Roermond),
mailig (L329p Roermond),
mèlig (L329p Roermond),
LDB
maelig (L329p Roermond),
WBD-WLD
méélig (L329p Roermond)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
18388 |
overschoen |
overschoen:
Ss. sub schoen.
euversjoon (L329p Roermond)
|
overschoen
III-1-3
|
25065 |
overschot, restant |
klats:
klats (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
klatsje:
klètskə (L329p Roermond),
kliek:
kliek (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
rest:
res (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
rest (L329p Roermond),
restant:
restànjt (L329p Roermond)
|
dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)] || rest, overschot
III-4-4
|
33471 |
overstekend dakgedeelte op de binnenplaats |
afdak:
āf˱dāk (L329p Roermond)
|
Het overstekend dakgedeelte op de binnenplaats van een gesloten hoeve. Doorgaans bevindt zich onder dit afdak een verhoogd en met kiezelsteen belegd gangpad dat rond de gehele binnenplaats en met name rond de mestvaalt gaat. Sommige benamingen voor de oversteek komen overeen met die voor dit gangpad, nl. luif en sprong. Het gangpad wordt behandeld in de aflevering over het boerenerf; hier worden, als aanvulling op de opgaven die in dit lemma zijn verwerkt, de betreffende plaatsen vermeld: luif "gangpad" in L 317, 322, 326, 422, 423, 426, 0426, 429, 430, Q 7, 9, 11, 12, 14, 22, 32, 32a, 95a, 97, 98, 99*; sprong "gangpad" in L 331, P 48, 55, Q 14, 28, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 101, 111, 112, 112b, 113, 116, 117a, 119, 121, 178, 179, 192, 196, 196a, 204a, 211, 222. Sommige benamingen van de ''dakdrup'' (zie voor het betreffende lemma aflevering I.7, de paragraaf over het erf) zijn ook opgegeven als benaming voor het overstekend dakgedeelte als geheel; ze staan achterin het lemma bijeen. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 4A, 28; N 5A, 78b; monogr.]
I-6
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
euvertūū:ge (L329p Roermond)
|
overtuigen
III-1-4
|
21168 |
overweg |
barrier (<fr.):
breer (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
overweg:
euverwaig (L329p Roermond),
euvərwéég (L329p Roermond)
|
de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18892 |
overwegen |
overdenken:
euvərdinkə (L329p Roermond),
prakkiseren:
prakkezere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
goed nadenken, alles goed bekijken voordat men iets doet [nadenken, achterdenken, naprakkezeren, overdenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28618 |
overzetten |
omzetten:
omzetǝ (L329p Roermond)
|
Het omzetten van twee volken om twee gelijkwaardige volken te krijgen. Het is een ander middel dan omjagen. De volken worden zonder dat ze gejaagd worden, van plaats verwisseld. De bijen uit de sterke korf vliegen bij hun terugkeer naar de zwakke en maken deze sterk. [N 63, 93c; monogr.]
II-6
|