e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pinksteren pinksten: pinkste (Roermond) Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)] III-3-3
pinstokken (voor de slee) pikken: de pikke (Roermond), prikkers: prikkere (Roermond) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pioen pioen: pejōē:n (Roermond, ... ) Pioen (Paeonia officinalis L.) I-7, III-2-1
pissebed stekelvarken: ideosyncr.  stekelverke (Roermond), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  sjtikkelverke (Roermond), wild varken: WBD/WLD  wilj vèrkəs (Roermond) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kae:r (Roermond), pit: pit (Roermond), WBD-WLD  pit (Roermond), steen: sjtein (Roermond, ... ), LDB  sjtein (Roermond) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || pit vd steenvrucht I-7
pit, kern van fruit kern: kɛ̄r (Roermond), pit: pet (Roermond) [RND 08] I-7
plaats maken plaats maken: plaats maakə (Roermond), plaats make (Roermond, ... ) ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
plaats waar de kegels staan bos: bos (Roermond) De plaats waar de kegels staan opgesteld [bos]. [N 88 (1982)] III-3-2
plafond plafond: plǝfoŋ (Roermond), zolder: zø̜ldǝr (Roermond), zoldering: zø̜ldǝreŋ (Roermond) Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.] II-9
plaggenhak russenhak: rø̜šǝhak (Roermond) Hak, vooral gebruikt om er plaggen mee te hakken. [I, 30; N 18, 38] II-4