e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raam raam: rā.m (Roermond  [(+)]  ), venster: venstǝr (Roermond) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
raampje in een poort raampje: rē̜ ̞mkǝ (Roermond) Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b] I-6
raamzaag fineerzeeg: fenē̜rz ̇ē̜x (Roermond) Zware spanzaag waarbij het blad midden in het zaagraam verticaal bevestigd is. Zie ook afb. 21. De raamzaag werd door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. Ook bij de houtzager was een, meestal vrij zware, uitvoering van de raamzaag bekend. Ze lag doorgaans boven een kuil, de zaagkuil, en werd gebruikt voor het zagen van latten en planken. De kuil werd zeegkuil genoemd in As (L 417; zē̜xkūl) en Diepenbeek (Q 71; zēxkǫwl). [N 50, 58; N 75, 116d; N G, 23c add; monogr.; div.] II-12
raapstelen raapsteeltjes: LDB  raapsjteelkes (Roermond), raapstelen: raapsjtele (Roermond), raapstele (Roermond), WBD-WLD  ráápsjteelə (Roermond), steelmos: sjteelmoo:s (Roermond), steeltjes: sjteelkes (Roermond) De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)] || raapstelen I-7
raapzaadolie reubolie: rø̄`bōli (Roermond), smout: šmāt (Roermond) De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
raar, vreemd aardig: aa:rdig (Roermond), eigenaardig: eigenaa:rdig (Roermond), raar: raa:r (Roermond), raar (Roermond), ráár (Roermond), vreemd: vrae:mp (Roermond), vrêmp (Roermond) eigenaardig || raar [DC 02 (1932)] || vreemd || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)] || zonderling, vreemd III-1-4
raaskallen bazelen: bazele (Roermond), lullen: lulle (Roermond), wazelen: wāāzələ (Roermond) onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] III-3-1
raat graat: grǫt (Roermond), honingraat: honeŋrǭt (Roermond), raat: roǝt (Roermond), rǭt (Roermond) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
raathoning, tafelhoning raathoning: rǭthōneŋ (Roermond) Blanke honing die in de raat verkocht wordt. [N 63, 115b; monogr.] II-6
rabarber rabarber: rebarber (Roermond) rabarber I-7