31439 |
rechtse schaar |
rechtse scheer:
rɛxsǝ šēr (L329p Roermond)
|
In het algemeen een schaar die door de stand van bekken en benen geschikt is voor het gebruik in de rechterhand. [N 64, 3b; N 66, 4b]
II-11
|
21720 |
rechtspreken |
rechtspreken:
rechsjpraike (L329p Roermond),
voorkomen:
veurkomə (L329p Roermond)
|
rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17616 |
rechtstaande oren |
fikoortjes:
fikeurkes (L329p Roermond),
flaporen:
flapore (L329p Roermond),
konijnsoren:
*
kniensoren (L329p Roermond),
uitstaande oren:
ōētsjtaonde oore (L329p Roermond)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22883 |
rechtsvoor |
rechtsbinnen:
rechsbinne (L329p Roermond),
rechtsbuiten:
rechtsboete (L329p Roermond)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18961 |
rechtvaardig |
achterhouden:
àgtərhaajə (L329p Roermond),
rechtvaardig:
rechvae:rdig (L329p Roermond),
rechvaerdig (L329p Roermond),
rechvairdig (L329p Roermond)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)] || rechtvaardig
III-1-4
|
24082 |
rector |
rector (lat.):
rector (L329p Roermond)
|
Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28488 |
redcel |
redcel:
redcel (L329p Roermond)
|
Gewone werkbijcel die ontwikkeld wordt tot koninginnecel of moerdop, als het bijenvolk moerloos is geworden of dreigt te worden. Deze redcel of nooddop wordt midden op de raat gebouwd. [N 63, 26b; Ge 37, 50]
II-6
|
19128 |
redeneren |
redeneren:
riddene:re (L329p Roermond)
|
redeneren
III-1-4
|
18716 |
redingote? |
redingote (fr.):
demi-jas
reddingot (L329p Roermond)
|
riddingot, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
riej (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
rijf:
rief (L329p Roermond)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|