33509 |
rijshout, bonenstaak |
rijs:
rīēs (L329p Roermond)
|
rijs(hout)
I-7
|
20817 |
rijst |
rijst:
Ries wès allein in de werm lenj ne zak mit ries Vandaag aete-ver ries mit krinte
rīēs (L329p Roermond)
|
rijst
III-2-3
|
20603 |
rijstebrij |
rijst:
Syst. Veldeke
ries (L329p Roermond),
rijstepap:
riestepap (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
Syst. WBD
riestepap (L329p Roermond),
rijstpap:
riestpap (L329p Roermond)
|
Rijstebrij (pötjesbulling?) [N 16 (1962)] || rijstepap || rijstpap
III-2-3
|
20737 |
rijstevlaai |
rijstevlaai:
riesteflaaj (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
riestevlaai (L329p Roermond),
riestevlaaj (L329p Roermond),
Syst. Veldeke
riesteflaaj (L329p Roermond),
Syst. WBD
riesteflaaj (L329p Roermond)
|
rijstevlaai || rijstvla || Vla bedekt met spijs van rijst [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21032 |
rijzen |
rijzen:
Wordt alleen gezegd van deeg Den deig is neet genóg gereze; het gewone woord is echter opgaon
rīēze (L329p Roermond)
|
rijzen
III-2-3
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzen:
rizǝ (L329p Roermond)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
22528 |
rikken (kaartspel) |
rikken:
rikke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
29012 |
rimpelen, fronsen |
rimmen:
rømǝ (L329p Roermond)
|
Al plooiend rijgen. Rimpelen is het uitrekken van een hoeveelheid stof tot een vooraf bepaalde kortere lengte, langs één of meer stiklijnen, waarbij de ruimte wordt verdeeld in gelijke, soepele plooitjes (Het Beste Naaiboek, pag. 178). Bij fronsen wordt de ruimte over een bredere afstand verdeeld dan bij rimpelen. Zie afb. 46. [N 59, 53; N 62, 12a; N 62, 30; Gi 1.IV, 34; MW; monogr.]
II-7
|
17599 |
rimpels |
rimpels:
rimpels, rimpel (L329p Roermond),
rumpels, rumpel (L329p Roermond)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
18396 |
ring |
ring:
ene Ringk-S-S (L329p Roermond),
rink (L329p Roermond)
|
ring [GTP]
III-1-3
|