33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
rengen (L329p Roermond)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24234 |
ringmus |
boommus:
baummös (L329p Roermond),
ringmus:
cf. etym.aant.
rinkmös (L329p Roermond)
|
Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] || ringmus
III-4-1
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
ringkvinger (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
rinkvinger (L329p Roermond)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
ringworm:
ringkworm (L329p Roermond),
ringworm (L329p Roermond)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
rinkelen:
rinkele (L329p Roermond)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20792 |
rins |
zuursig:
zuursig (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
21214 |
riool |
riolering:
riooleering (L329p Roermond),
riool:
rijool (L329p Roermond),
riool (L329p Roermond)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21200 |
rit |
rit:
rit (L329p Roermond)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
koperworm:
koperwòrm (L329p Roermond)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (L329p Roermond),
ritsələ (L329p Roermond)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|