e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roggemeelpap roggemeelspap: Syst. WBD  roGGeméélspap (Roermond) Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)] III-2-3
rok als bovenkledingstuk bovenrok: baoverok (Roermond, ... ), overrok: euverrok (Roermond), rok: rok (Roermond, ... ) rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)] III-1-3
rok van grove stof baaien rok: baajerok (Roermond), tiereteien rok: Sub tieretein.  teertejje rok (Roermond), tiereteien schort: Van Dale: tieretein (<Ofr.), (veroud.) geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag. WNT: tieretein, tierentaeje rock.  teertéjesjort (Roermond) rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)] || tieretein III-1-3
rok: algemeen onderrok: ongerrok (Roermond), rok: rok (Roermond, ... ), schort: sjort (Roermond) rok || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)] III-1-3
roken roken: Hae rouk de godsgansen daag Hae rouk allein (de) piep  rouke (Roermond), vlemmen: fle:mme (Roermond), De jónges zote in häör tent sjtiekem te flemme  fle:mme (Roermond) roken || sigaretten roken III-2-3
rokkussentje queue (<fr.): keu (Roermond, ... ), Zie ook afb. p. 237.  keu (Roermond) kussentje waarmee men de rok naar achteren doet uitbollen [keu, keuje, vronk] [N 24 (1964)] || queue III-1-3
rolgordijn rolgordijn: rólgerdien (Roermond) rolgordijn III-2-1
rolkrabber wellekrabber: wɛlǝkrabǝr (Roermond) Om aanklevende aarde en paardevijgen van de rol te verwijderen kon men gebruikmaken van allerlei voorwerpen. Als men zich niet bediende van een speciale krabber of stok, reinigde men de rol met de ploegstok (zie beneden), met een willekeurige stok (P 48), met de steel van een schop of hark (Q 96d), met de spade of een andere schop (L 192a, 282, 332, P 107a, Q 3a, 4, 9, 77, 93, 96, 97, 111, 116, 194, 197, 198b), met een kleine hak (P 107a), met een pannescherf, steen of stokje (L 270), of met de punt van de schoen of klomp (L 115, 192b). Enkele termen lijken te wijzen op een aan het raam bevestigde plank of lat, die men zo nodig tegen de rol moest drukken of waardoor de rol tijdens het werk werd schoon gehouden. Voor de (...)-varianten zie men het lemma ''ploegstok''. [N 11A, 188; N 18, 149] I-2
rollen wellen: wɛlǝ (Roermond) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
rolletje munten cahot (<fr.): ein kohót (Roermond), carotte (fr.): kròt (Roermond), knab: eine knap (Roermond) rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)] III-3-1