20510 |
schenkel |
achterbeen:
achterbein (L329p Roermond),
bout:
bout (L329p Roermond),
heestje:
Het vlees tussen peultje en de sjónk t heeske: wordt speciaal bij zuurkool gegeten
hee:s (L329p Roermond),
schenkel:
sjinkel (L329p Roermond),
Vraog bie de sjlechter ouch ne sjone sjinkel veur in de soep
sjinkel (L329p Roermond),
schonk:
sjonk (L329p Roermond)
|
achterschenkel van het varken || schenkel || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19564 |
schenkkan |
bierkaraf:
beerkraf (L329p Roermond),
bierkarafje:
beerkräfke (L329p Roermond),
jeneverkaraf:
sjeneeverkraf (L329p Roermond),
jeneverkarafje:
jeneverkräfke (L329p Roermond),
karaf:
kraf (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
\'n Kraf water E krefke wien kristalle krafte
kraf (L329p Roermond),
waterkaraf:
waterkraf (L329p Roermond),
wijnkaraf:
wienkraf (L329p Roermond)
|
karaf || karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
28607 |
schepkorf |
schepkorf:
šø̜pkǫrf (L329p Roermond)
|
Klein, breed korfje zonder vlieggat waarmee men de zwerm vangt. In de kop is meestal een stalen ring of een touwtje bevestigd waar de duim door gestoken kan worden en waarmee het korfje eventueel aan een tak gehangen kan worden. [N 63, 84b; N 63, 3g; N 63, 2b; monogr.]
II-6
|
17829 |
scheppen |
scheppen:
šø̜pǝ (L329p Roermond)
|
Maalloon scheppen met behulp van de schep. Het aantal kiloɛs dat per 100 kg mocht worden geschept, is, voorzover opgegeven, achter de betrokken plaatsnummers vermeld. Zie ook het lemma ɛmaalloon, maalgeldɛ. In l 270 was het scheppen tot rond 1910 gebruikelijk.' [N O, 38i; JG 1b; Vds 170; Jan 268; Coe 253; Coe 256; monogr.; A 42A, 48]
II-3
|
18298 |
scheren |
scheren:
sjaere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
scheren
III-1-3
|
25017 |
scherf |
scherf:
šerf (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
scherf
III-4-4
|
21813 |
scherp de waarheid zeggen |
de jas uitvegen:
de jas oetvaege (L329p Roermond),
uitschijten:
oetsjiete (L329p Roermond)
|
iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34199 |
scherp inhebben |
(het) scherp inhebben:
ǝt šɛrp enhø̜bǝ (L329p Roermond)
|
Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53]
I-11
|
17726 |
scherp kijken |
loeren:
loere (L329p Roermond),
scherp kijken:
2x
sjerp kieke (L329p Roermond),
spinzen:
sjpiense (L329p Roermond),
sjpienze (L329p Roermond)
|
kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17801 |
scherp luisteren |
scherp luisteren:
sjerp loestere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
[N 84 (1981)]
III-1-1
|