27016 |
scherp staan |
scherp staan:
šɛrp štǭn (L329p Roermond)
|
Spits toelopen van de raat of raten tijdens het bouwen. De uiteinden van de raten zijn wigvormig. Het scherp staan is een teken dat de jonge raat nog verlengd wordt. [N 63, 16c]
II-6
|
34276 |
scheukpaal |
schuurpaal:
šūrpǭl (L329p Roermond)
|
Een paal in de weide waaraan het vee zich kan schuren. [N 14, 69; S 31; monogr.]
I-11
|
26397 |
scheut |
kiem:
kēm (L329p Roermond)
|
Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22]
I-5
|
17823 |
schielijk vallen |
vlot vallen:
flot (L329p Roermond)
|
vallen, Snel, schielijk ~ (brussen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
31909 |
schietbeitel |
schietbeitel:
šēt˱bęjtǝl (L329p Roermond)
|
Houtbeitel met een vrij dik en smal beitelblad, dat aan de voorkant een smalle, schuingeslepen zijde heeft. De schietbeitel wordt gebruikt voor het kappen van smalle gaten, bijvoorbeeld voor houtverbindingen. Zie ook afb. 66. [N 47, 11d; N 53, 38; monogr.]
II-12
|
23634 |
schietgebed(je) |
schietgebedje:
sjeetgebedje (L329p Roermond)
|
Een schietgebed(je), stootgebed. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23637 |
schietgebedjes doen |
schietgebedjes doen:
sjeetgebedjes doen (L329p Roermond)
|
Schietgebedjes doen [kreppelen?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30075 |
schietlood |
schietlood:
šētlōt (L329p Roermond)
|
Een met een loden gewichtje verzwaarde draad, waarmee men de loodrechte stand van een werkstuk bepaalt. Zie ook afb. 111 en het lemma ɛschietloodɛ in Wld II.9, pag. 57 en Wld II.11, pag. 63.' [N 50, 23b; N 53, 194; monogr.]
II-12
|
20687 |
schijf braadspek |
gebraden spek:
gebraoje sjpek (L329p Roermond),
gebraoje spek (L329p Roermond),
Syst. Veldeke
gebraoje sjpek (L329p Roermond),
herst:
hers (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
herst spek:
nen Eijerkook mit e paar herste sjpek drin
herst sjpek (L329p Roermond),
herstespek:
gerecht gegeten in de kertstnacht
herste-sjpek (L329p Roermond),
spek in de pan:
Syst. Veldeke
sjpek in de pan (L329p Roermond),
stuk gebraden spek:
Syst. WBD
sjtök gebraoje sjpek (L329p Roermond)
|
plak spek || schijf braadspek || Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23913 |
schijnheilig |
schijnheilig:
sjienheilig (L329p Roermond)
|
Schijnheilig [schienhèllig]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|