e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slak slak: sjlek (Roermond, ... ), šlek (Roermond, ... ) slak [DC 17 (1949)] || slak, alg. III-4-2
slakkenhuis slakkenhuis: sjlekkehoes (Roermond), šlekəhōēs (Roermond) slakkenhuis [DC 17 (1949)] III-4-2
slang slang: sjlang (Roermond, ... ), ideosyncr.  sjlang (Roermond), WBD/WLD  sjlàng (Roermond) Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] || slang III-4-2
slangewortel aronskelk: WLD  aronskelk (Roermond) Slangewortel (calla palustris een 15 tot 30 cm hoge plant. De bladeren zijn hartvormig; de bloemen groeien in een kolf, de plant is tweeslachtig, omgeven door een schutblad; de rode bessen van de plant zijn giftig. Bloeitijd in mei en juni (kalle, arons [N 92 (1982)] III-4-3
slank slank: sjlank (Roermond), smal: sjmaal (Roermond, ... ) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)] III-1-1
slaperig doezelig: doezelig (Roermond), slaperig: sjlaoperig (Roermond) Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)] III-1-2
slappe koffie breuzel: Ich höb gaer n tas kóffie, maar deze breuzel is neet te drinke  breuzel (Roermond), kakkedoeles: Nou, det is sjlappe kakkedoeles  kakkedōēles (Roermond), leut: leut (Roermond), loerie: loerie (Roermond), merenpis: Syst. WBD  méérepies (Roermond), merenzeik: mairezeik (Roermond, ... ), Syst. Veldeke  maerezeik (Roermond), poeliepats: poeliepats (Roermond), schuddekul: Ich drink nog lever tee es dae sjöddekul  sjöddekul (Roermond), seuter: seuter (Roermond), slappe koffie: Syst. WBD  sjlappe koffie (Roermond), slappe teut: Syst. Veldeke  sjlappe teut (Roermond), spoelwater: speulwater (Roermond), zauwel: zauel (Roermond), zwadder: zwadder (Roermond) erg slappe koffie || slappe koffie || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] III-2-3
slappe vilten hoed deukhoed: deukhood (Roermond, ... ), slappe hoed: sjlappe hood (Roermond), sjlappen hood (Roermond), slappe vilthoed: sjlappe viltj hood (Roermond) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht dragend ijs slecht ijs: sjlech ies (Roermond) slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
slecht gesneden hengst klophengst: klǫpheŋs (Roermond) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9