24375 |
slak |
slak:
sjlek (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
šlek (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
slak [DC 17 (1949)] || slak, alg.
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuis:
sjlekkehoes (L329p Roermond),
šlekəhōēs (L329p Roermond)
|
slakkenhuis [DC 17 (1949)]
III-4-2
|
24378 |
slang |
slang:
sjlang (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
ideosyncr.
sjlang (L329p Roermond),
WBD/WLD
sjlàng (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] || slang
III-4-2
|
24749 |
slangewortel |
aronskelk:
WLD
aronskelk (L329p Roermond)
|
Slangewortel (calla palustris een 15 tot 30 cm hoge plant. De bladeren zijn hartvormig; de bloemen groeien in een kolf, de plant is tweeslachtig, omgeven door een schutblad; de rode bessen van de plant zijn giftig. Bloeitijd in mei en juni (kalle, arons [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17553 |
slank |
slank:
sjlank (L329p Roermond),
smal:
sjmaal (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17835 |
slaperig |
doezelig:
doezelig (L329p Roermond),
slaperig:
sjlaoperig (L329p Roermond)
|
Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20647 |
slappe koffie |
breuzel:
Ich höb gaer n tas kóffie, maar deze breuzel is neet te drinke
breuzel (L329p Roermond),
kakkedoeles:
Nou, det is sjlappe kakkedoeles
kakkedōēles (L329p Roermond),
leut:
leut (L329p Roermond),
loerie:
loerie (L329p Roermond),
merenpis:
Syst. WBD
méérepies (L329p Roermond),
merenzeik:
mairezeik (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
Syst. Veldeke
maerezeik (L329p Roermond),
poeliepats:
poeliepats (L329p Roermond),
schuddekul:
Ich drink nog lever tee es dae sjöddekul
sjöddekul (L329p Roermond),
seuter:
seuter (L329p Roermond),
slappe koffie:
Syst. WBD
sjlappe koffie (L329p Roermond),
slappe teut:
Syst. Veldeke
sjlappe teut (L329p Roermond),
spoelwater:
speulwater (L329p Roermond),
zauwel:
zauel (L329p Roermond),
zwadder:
zwadder (L329p Roermond)
|
erg slappe koffie || slappe koffie || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18411 |
slappe vilten hoed |
deukhoed:
deukhood (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
slappe hoed:
sjlappe hood (L329p Roermond),
sjlappen hood (L329p Roermond),
slappe vilthoed:
sjlappe viltj hood (L329p Roermond)
|
hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25216 |
slecht dragend ijs |
slecht ijs:
sjlech ies (L329p Roermond)
|
slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
klophengst:
klǫpheŋs (L329p Roermond)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|