e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slons (slodder?) sloddervos: sjlòddərvòs (Roermond), slons: sjlons (Roermond, ... ), sjloons (Roermond), sjlóns (Roermond), sloor: sjloor (Roermond) een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] || slons || slonzige vrouw III-1-4
slootjespringen beekjespringen: baikske (Roermond) Slootje springen [pikkelegen, sponselen, kapoetelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
slordig slordig: sjlordig (Roermond, ... ) onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)] III-1-4
slot slot: šlaot (Roermond) slot III-2-1
slotstuk slotbeker: šlǭt˱bē̜kǝr (Roermond), slotschijf: šlǭtš ̇īf (Roermond) Het onderste, taps toelopende deel van het pomphuis waarin zich het pompslot bevindt. In L 423 was de vot aan de bovenzijde voorzien van een geelkoperen sierband. Aan de onderzijde bevond zich een roodkoperen buisje dat de overgang vormde tussen de onderzijde van het pomphuis en de zuigbuis. Zie ook het lemma ɛzuigbuisɛ.' [N 64, 133h; N 66, 49h] II-11
sluier kroontje: krönke (Roermond), voile (fr.): faol (Roermond), voiletje (<fr.): fäölke (Roermond) sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)] III-1-3
sluik haar peenhaar: peenhaor (Roermond), pemelen: pemele (Roermond), recht haar: recht haor (Roermond), sluik haar: sjluuk hoar (Roermond), sjluukhaor (Roermond) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren doezelen: doezele (Roermond, ... ), knikkebollen: 2x  knikkebolle (Roermond), sluimeren: schloemere (Roermond), sjloemere (Roermond), soezen: soeze (Roermond) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluipen sluipen: sjluupe (Roermond) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] III-1-2
sluis sluis: sjluus (Roermond) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1