31760 |
spanzaag |
raamzeeg:
rāmz ̇ē̜x (L329p Roermond),
spanzeeg:
španz ̇ē̜x (L329p Roermond),
trekzeeg:
tręk˲z ̇ē̜x (L329p Roermond)
|
Handzaag, bestaande uit een houten raam waarin het zaagblad kan worden opgespannen. Zie ook afb. 18. Er bestaan diverse uitvoeringen van dit werktuig die voor verschillende werkzaamheden worden gebruikt. Zie ook de lemmata ɛschulpzaagɛ, ɛpenzaagɛ en ɛdraaizaag, keerzaagɛ. De spanzaag bestaat uit een horizontale lat, de spanregel, waarbij aan de uiteinden twee verticale, beweegbare latten zijn bevestigd. Het zaagblad wordt aan de onderzijde van deze twee latten met behulp van twee knoppen vastgezet. Om het zaagblad te spannen wordt er rond de bovenzijde van de twee latten een touw gelegd, dat met behulp van een spanstokje wordt strakgedraaid. Als het touw, en dus ook het zaagblad, de vereiste spanning hebben, wordt het spanstokje achter de spanregel vastgezet. In het zaagblad van de kortzeeg (kǫrt˲zē̜x), die in Neeritter (L 321) door de wagenmaker werd gebruikt, ontbrak om de drie tanden één tand. Op deze wijze kon het zaagmeel tijdens het zagen beter uit de zaagsnede verwijderd worden.' [N 47, 13a-b; N 53, 1b; N 53, 6a; N 53, 8; N I, 1; N 18, 128 add.; monogr.]
II-12
|
24618 |
spar |
spar:
sjpar (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
LDB
sjpar (L329p Roermond),
WBD-WLD
sjpàr (L329p Roermond)
|
De spar (i.h.b. de fijnspar, zilverspar) (spar, mast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21895 |
sparen |
sparen:
sjpare (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjparən (L329p Roermond)
|
bewaren, niets opmaken, om zijn bezit te vergroten [sparen, muiken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18091 |
spatader |
spatader:
sjpataoder (L329p Roermond),
sjpataor (L329p Roermond)
|
Spatader: plaatselijk uitgezette ader met dikke blauwachtige knobbels; blijvende uitzettting van een ader vooral in de benen (spat, ader, spatader, puilader, aderspat). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24993 |
spatten |
spatten:
sjpatte (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjpattə (L329p Roermond)
|
in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20770 |
speculaas |
speculatie:
Pak dich e sjtökske sjpeklasiej
sjpəklasie:j (L329p Roermond),
speculatiemannetje:
sjpeklasiemenke (L329p Roermond)
|
speculaas || speculaaspop
III-2-3
|
21888 |
speculeren |
speculeren:
sjpeculere (L329p Roermond),
sjpekəlerə (L329p Roermond)
|
kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17782 |
speeksel |
spij:
sjpie (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
fluimen:
flūūme (L329p Roermond),
kotsen:
kotse (L329p Roermond),
spijen:
sjpieje (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
ṣpi.jə (L329p Roermond),
tuffen:
tuffe (L329p Roermond),
uitspijen:
oetsjpieje (L329p Roermond)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28487 |
speeldop |
speeldop:
špēldop (L329p Roermond)
|
De aanzet van een koninginnedop of -cel waar echter geen eitje in komt. Wat de functie van de speeldop is, is niet duidelijk. De speeldop is als het ware de grondvorm van de eigenlijke moercel zonder ooit daartoe te worden uitgebouwd. Ze wordt hier en daar aan de buitenzijde der raten aangezet in de vorm van een eikelnapje. [N 63, 26a; N 63, 25b]
II-6
|