e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speelgoed speelgoed: sjpeelgoo:d (Roermond) Speelgoed: speelgoed. III-3-2
speelkaart kaart: en kaacht (Roermond), a) e sjpeel kaarte.  kaart (Roermond), speelkaart: sjpeelkaart (Roermond, ... ) Elk van de kaarten van het kaartspel, speelkaart [flep, flik]. [N 88 (1982)] || kaart [GTRP (1980-1995)] || Kaart: kaart. III-3-2
speelplaats speelplaats: sjpeelplaats (Roermond, ... ) de plaats voor of bij de school waar de leerlingen voor of na de schooltijd en tijdens de pauzes verblijven [cour, speelplaats] [N 90 (1982)] III-3-1
speels speels: sjpeels (Roermond, ... ), speels (Roermond) geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)] III-1-4
speen fopper: foppər (Roermond), lots: loetsj (Roermond), speen: sjpeen (Roermond), stop: sjtop (Roermond) speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)] III-2-2
speen van de koe deem: dēm (Roermond) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
speerhaak korte ezel: kǫrtǝ ē̜zǝl (Roermond), kromme staak: kromǝ štāk (Roermond), speerhaak: špērhǭk (Roermond) Een klein soort aambeeld met twee spitse hoorns dat door metaalbewerkers wordt gebruikt bij het smeden van kleine voorwerpen, het buigen van kleine ringen en het haaks omzetten van stroken plaatijzer. Doorgaans is één hoorn rond en de andere vierkant. De speerhaak wordt met zijn staart, het aangepunte uiteinde aan de onderzijde van het werktuig, in een houten blok of in de bankschroef vastgezet. Zie ook afb. 18 en 19. De woordtypen varkensrug (Q 117, Q 118), korte ezel (L 329) en klopijzer (L 423) zijn benamingen voor een kleine speerhaak waarvan het werkvlak een lichte bolling vertoont. Het werktuig wordt door Van Houcke (pag. 98) ɛketelmakersbegorieɛ genoemd. Het woordtype kromme staak (L 329) is de benaming voor een L-vormige speerhaak. Dit gereedschap wordt door Van Houcke (pag. 97) ɛplaatwerkersbegorieɛ genoemd.' [N 33, 43; N 64, 34a-c; N 66, 14a-c] II-11
spek spek: n Zie sjpek mager sjpek n Pan sjpek mit eijer Mit sjpek sjete  sjpek (Roermond) spek III-2-3
spekpannenkoek spekkoek: sjpekkook (Roermond, ... ), spekpannenkoek: Syst. Veldeke  sjpekpannekook (Roermond), Syst. WBD  sjpekpannekook (Roermond) spekkoek || spekpannekoek || Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)] || spekpannenkoek (?) III-2-3
spekraat spekraat: (mv)  špɛkrǭtǝ (Roermond) Nieuwe raat waarin veel honing zit. De normale afstand tussen de raten is 35-40 mm hart op hart. De bijen kunnen de bovenste cellenreeksen zo ver uittrekken dat de raten elkaar bijna en op enige punten zelfs geheel raken. Deze cellen zijn doorgaans ongeschikt om erin te broeden maar voor het opbergen van honing zijn ze ideaal. Volgens de informant van L 215a is deze honing wel moeilijk te slingeren. [N 63, 13g] II-6