e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuiken kuiltjescharren: kuulke sjirren (Roermond), kulsen: køͅlsə (Roermond), putjescharren: pøͅtjə sjeͅrə (Roermond), Alleen inf. Z. ook sjerre*.  pötjesje:rre (Roermond), scharren: De kölse in t kuulke sjerre; z. pötjesjerre.  sje:rre (Roermond) Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)] || Pötjesjerre*: knikkerspel waarbij men tracht met gekromde wijsvinger de knikker over de grond in een kuiltje te doen belanden. || Scharren: b) met gekromde wijsvinger wegduwen. III-3-2
stuipen stuipen: sjtuupe (Roermond, ... ), sjtuupe hubbe (Roermond) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] || stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)] III-1-2
stuitbeen gatschenkel: *  gaatschinkel (Roermond), staartbeen: sjtertbein (Roermond), stuitje: sjtuutje (Roermond), sjtūūtje (Roermond), stuitje (Roermond) stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)] III-1-1
stuiven van droog zand of stof stuiven: sjtuve (Roermond), stuiven (Roermond), stuuve (Roermond), ’t begint te sjteeve (Roermond), ’t sjtūūf (Roermond), (st. en zn.)  štuu:və (Roermond) beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven III-4-4
stuiver stuiver: sjtuuver (Roermond), sjtuver (Roermond), Opm. geen verschil.  eine sjtuuver (Roermond) stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)] III-3-1
stuiver (belg.) stuiver: (= 5 cent).  sjtuuver (Roermond), Opm. niet in betekenis van geldwaarde. Bijvoorbeeld in de uitdrukking: "emes veur ziene sjtuuver sjlaon".  sjtuuver (Roermond) Betekenis en uitspraak van: stuiver? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] III-3-1
stuk grond stuk: štø̜k (Roermond) Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.] I-8
stuks -vee beesten: bēstǝ (Roermond) Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2] I-11
stuntelen haspelen: haspele (Roermond), hàspələ (Roermond), klungelen: klungele (Roermond) moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)] III-1-4
suiker suiker: De sókker is alweer opgesjlage E käörelke sókker Gebroek-ger sókker in de kóffiej  sókker (Roermond) suiker III-2-3