22362 |
stuiken |
kuiltjescharren:
kuulke sjirren (L329p Roermond),
kulsen:
køͅlsə (L329p Roermond),
putjescharren:
pøͅtjə sjeͅrə (L329p Roermond),
Alleen inf. Z. ook sjerre*.
pötjesje:rre (L329p Roermond),
scharren:
De kölse in t kuulke sjerre; z. pötjesjerre.
sje:rre (L329p Roermond)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)] || Pötjesjerre*: knikkerspel waarbij men tracht met gekromde wijsvinger de knikker over de grond in een kuiltje te doen belanden. || Scharren: b) met gekromde wijsvinger wegduwen.
III-3-2
|
18061 |
stuipen |
stuipen:
sjtuupe (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
sjtuupe hubbe (L329p Roermond)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] || stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17642 |
stuitbeen |
gatschenkel:
*
gaatschinkel (L329p Roermond),
staartbeen:
sjtertbein (L329p Roermond),
stuitje:
sjtuutje (L329p Roermond),
sjtūūtje (L329p Roermond),
stuitje (L329p Roermond)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuiven:
sjtuve (L329p Roermond),
stuiven (L329p Roermond),
stuuve (L329p Roermond),
’t begint te sjteeve (L329p Roermond),
’t sjtūūf (L329p Roermond),
(st. en zn.)
štuu:və (L329p Roermond)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
stuiver:
sjtuuver (L329p Roermond),
sjtuver (L329p Roermond),
Opm. geen verschil.
eine sjtuuver (L329p Roermond)
|
stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21630 |
stuiver (belg.) |
stuiver:
(= 5 cent).
sjtuuver (L329p Roermond),
Opm. niet in betekenis van geldwaarde. Bijvoorbeeld in de uitdrukking: "emes veur ziene sjtuuver sjlaon".
sjtuuver (L329p Roermond)
|
Betekenis en uitspraak van: stuiver? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33643 |
stuk grond |
stuk:
štø̜k (L329p Roermond)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
34023 |
stuks -vee |
beesten:
bēstǝ (L329p Roermond)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
18929 |
stuntelen |
haspelen:
haspele (L329p Roermond),
hàspələ (L329p Roermond),
klungelen:
klungele (L329p Roermond)
|
moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20847 |
suiker |
suiker:
De sókker is alweer opgesjlage E käörelke sókker Gebroek-ger sókker in de kóffiej
sókker (L329p Roermond)
|
suiker
III-2-3
|