e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
talud talud: tǝlyj (Roermond) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tamme kanarie kanarievogel: kenarievogel (Roermond, ... ), piet: piet (Roermond, ... ) kanarie III-2-1
tand tand: ta(j)ntj (Roermond), tantj (Roermond), tànjtj (Roermond) tand [DC 01 (1931)] III-1-1
tanden poetsen tanden poetsen: poets ich mien tenj (Roermond) Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)] III-1-3
tanden van de hooihark tanden: tɛnj (Roermond) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3
tandenborstel tandenborstel: tanjeborstel (Roermond) Tandenborstel [DC 64 (1989)] III-1-3
tandenstoker tandensteker: tanjəsjtéékər (Roermond), tandstoker: tandsjtaoker (Roermond) een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)] III-1-3
tandpasta tandpasta: tanjdpasta (Roermond) Tandpasta [DC 64 (1989)] III-1-3
tandpijn tandpijn: tandjpien (Roermond), tandjpīēn (Roermond), tanjdphèn (Roermond) kiespijn [DC 27 (1955)] III-1-2
tandvlees tandvlees: tandjvleis (Roermond, ... ) Hoe noemt men het tandvlees? [DC 30 (1958)] || tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1